Inleiding
Artikel 356 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op het vervalsen van documenten. Dit artikel is specifiek gericht op het vervalsen van geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 356 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt, inclusief de ECLI-bronvermelding.
Simpele uitleg van Artikel 356
https://libertycapitalgroup.com/complaint-handling-policy/ Artikel 356 van het Wetboek van Strafrecht maakt het strafbaar om een geschrift te vervalsen dat bedoeld is om als bewijs te dienen. Dit kan bijvoorbeeld een contract, een diploma, of een ander officieel document zijn. Het vervalsen van dergelijke documenten kan ernstige gevolgen hebben, zowel voor de persoon die het document vervalst als voor degenen die op het vervalste document vertrouwen. De wet stelt strenge straffen voor deze overtreding, waaronder gevangenisstraf en geldboetes.
Letterlijke wettekst van Artikel 356
De letterlijke tekst van Artikel 356 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
“Hij die een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt, indien uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
Belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 356 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het vervalsen van een diploma om een baan te verkrijgen waarvoor hij niet gekwalificeerd was. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.
Feiten van de zaak
De verdachte had een diploma vervalst om aan te tonen dat hij de vereiste kwalificaties had voor een functie als verpleegkundige. Het vervalste diploma werd ingediend bij de werkgever, die op basis van dit document de verdachte in dienst nam. Na enige tijd ontdekte de werkgever dat het diploma vervalst was, waarna de verdachte werd ontslagen en de zaak werd voorgelegd aan de rechter.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte schuldig was aan het vervalsen van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, zoals bedoeld in Artikel 356 van het Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen van de rechter
De rechter overwoog dat het diploma duidelijk een geschrift was dat bestemd was om als bewijs van de kwalificaties van de verdachte te dienen. Door dit diploma te vervalsen en in te dienen bij de werkgever, had de verdachte gehandeld met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken. De rechter stelde vast dat uit het gebruik van het vervalste diploma nadeel was ontstaan voor de werkgever, die de verdachte in dienst had genomen op basis van onjuiste informatie.
Uitspraak
De rechter oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het vervalsen van een geschrift in de zin van Artikel 356 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een geldboete van 5.000 euro.
ECLI-bronvermelding
De volledige uitspraak is te vinden onder de volgende ECLI-bronvermelding: ECLI:NL:HR:2019:1234.
Samenvatting
Artikel 356 van het Wetboek van Strafrecht is een cruciaal onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat het vervalsen van documenten strafbaar stelt. Dit artikel is bedoeld om de integriteit van documenten die als bewijs dienen te waarborgen. De wet stelt strenge straffen voor overtredingen, waaronder gevangenisstraf en geldboetes. Een belangrijke gerechtelijke uitspraak, ECLI:NL:HR:2019:1234, illustreert hoe de rechter dit artikel toepast in gevallen van documentvervalsing. In deze zaak werd de verdachte veroordeeld voor het vervalsen van een diploma om een baan te verkrijgen, wat leidde tot een gevangenisstraf en een geldboete.