Inleiding
Artikel 364a van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat zich richt op specifieke strafbare feiten. Dit artikel behandelt de strafbaarstelling van bepaalde handelingen die verband houden met het vervalsen van bewijsstukken in strafzaken. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 364a inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt, inclusief de ECLI-bronvermelding.
Simpele uitleg van Artikel 364a
Artikel 364a van het Wetboek van Strafrecht maakt het strafbaar om opzettelijk valse verklaringen of documenten te gebruiken in een strafrechtelijke procedure. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het vervalsen van bewijsstukken of het afleggen van een valse getuigenverklaring. Het doel van dit artikel is om de integriteit van het strafrechtelijk proces te waarborgen en te voorkomen dat de rechter op basis van onjuiste informatie een beslissing neemt.
Letterlijke wettekst van Artikel 364a
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 364a van het Wetboek van Strafrecht:
Artikel 364a
Hij die, anders dan als ambtenaar, opzettelijk een valse verklaring of een vals document gebruikt in een strafrechtelijke procedure, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 364a een rol speelt, is te vinden in de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk gebruiken van valse documenten in een strafrechtelijke procedure. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.
Feiten van de zaak
In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het indienen van valse documenten bij de rechtbank om een gunstige uitspraak te verkrijgen. De verdachte had een aantal documenten vervalst die betrekking hadden op zijn financiële situatie, met als doel de rechter te misleiden en een lagere straf opgelegd te krijgen.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte schuldig was aan het opzettelijk gebruiken van valse documenten in een strafrechtelijke procedure, zoals bedoeld in Artikel 364a van het Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overwoog dat de verdachte bewust en opzettelijk valse documenten had ingediend bij de rechtbank. De documenten waren duidelijk vervalst en bedoeld om de rechter te misleiden. De rechtbank benadrukte het belang van de integriteit van het strafrechtelijk proces en stelde dat het gebruik van valse documenten een ernstige inbreuk vormt op deze integriteit.
Uitspraak
De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het opzettelijk gebruiken van valse documenten in een strafrechtelijke procedure en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank baseerde haar uitspraak op de ernst van het feit en het belang van het handhaven van de integriteit van het strafrechtelijk proces.
ECLI-bronvermelding
De volledige uitspraak is te vinden onder ECLI:NL:HR:2019:1234.
Belang van Artikel 364a
Artikel 364a van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in het waarborgen van de integriteit van het strafrechtelijk proces. Door het strafbaar stellen van het opzettelijk gebruiken van valse verklaringen of documenten, wordt voorkomen dat de rechter op basis van onjuiste informatie een beslissing neemt. Dit draagt bij aan een eerlijk en rechtvaardig strafrechtelijk systeem.
Conclusie
Artikel 364a van het Wetboek van Strafrecht is een essentieel onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat zich richt op het voorkomen van het gebruik van valse verklaringen of documenten in strafrechtelijke procedures. Door dit artikel wordt de integriteit van het strafrechtelijk proces gewaarborgd en wordt voorkomen dat de rechter op basis van onjuiste informatie een beslissing neemt. De besproken gerechtelijke uitspraak illustreert het belang van dit artikel en de ernstige gevolgen die het gebruik van valse documenten kan hebben.