012-3456789

Ambtsovertredingen

Artikel 465

Inleiding

Artikel 465 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat zich richt op de bescherming van de integriteit van het strafrechtelijk proces. Dit artikel behandelt specifiek de strafbaarstelling van het opzettelijk verstoren van de rechtsgang door middel van het vervalsen van bewijsstukken. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van de inhoud en betekenis van Artikel 465, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een cruciale rol speelde.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 465

Artikel 465 van het Wetboek van Strafrecht maakt het strafbaar om opzettelijk valse bewijsstukken te vervaardigen, te gebruiken of te verstrekken met het doel om de rechtsgang te beïnvloeden. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het vervalsen van documenten, het manipuleren van fysieke bewijzen of het geven van valse verklaringen. Het doel van dit artikel is om de integriteit van het strafrechtelijk proces te waarborgen en ervoor te zorgen dat de rechterlijke macht kan vertrouwen op de echtheid en juistheid van de voorgelegde bewijzen.

Letterlijke wettekst van Artikel 465

De letterlijke tekst van Artikel 465 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

“Hij die opzettelijk een valse of vervalste akte, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, vervaardigt, gebruikt of aflevert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.”

Button Image

Belangrijke gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 465 een rol speelde, is te vinden in de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het vervalsen van documenten met het doel om een strafrechtelijk onderzoek te beïnvloeden. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak en de uitspraak van de Hoge Raad.

Feiten van de zaak

In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het vervalsen van meerdere documenten die werden gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek naar fraude. De verdachte had deze documenten opzettelijk vervalst om de indruk te wekken dat bepaalde transacties legitiem waren, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. De vervalste documenten werden door de verdachte verstrekt aan de opsporingsautoriteiten en aan de rechter-commissaris, met het doel om de uitkomst van het onderzoek te beïnvloeden.

Rechtsvraag

De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte schuldig was aan het opzettelijk vervalsen van bewijsstukken zoals bedoeld in Artikel 465 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de intentie had om de rechtsgang te verstoren, maar slechts handelde uit onwetendheid en zonder kwade opzet.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het vervalsen van de documenten en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van drie jaar. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bewijsmiddelen die duidelijk aantoonden dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachte rade de documenten had vervalst. De rechtbank wees erop dat de verdachte, gezien zijn professionele achtergrond, zich bewust moest zijn geweest van de gevolgen van zijn handelen.

Hoger beroep

De verdachte ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep voerde de verdediging opnieuw aan dat de verdachte geen opzet had om de rechtsgang te verstoren en dat de vervalsingen het gevolg waren van een misverstand. Het gerechtshof bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verdachte wel degelijk met opzet had gehandeld. Het hof wees erop dat de verdachte meerdere keren de kans had gehad om zijn fouten te corrigeren, maar dit niet had gedaan.

Uitspraak van de Hoge Raad

De verdachte ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad bevestigde de uitspraken van de lagere rechters en oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het opzettelijk vervalsen van bewijsstukken zoals bedoeld in Artikel 465 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad wees erop dat de verdachte bewust had gehandeld met het doel om de rechtsgang te beïnvloeden en dat dit handelen een ernstige inbreuk vormde op de integriteit van het strafrechtelijk proces.

Samenvatting van de uitspraak

De zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 illustreert het belang van Artikel 465 van het Wetboek van Strafrecht in het waarborgen van de integriteit van het strafrechtelijk proces. De verdachte in deze zaak werd schuldig bevonden aan het opzettelijk vervalsen van documenten met het doel om een strafrechtelijk onderzoek te beïnvloeden. Zowel de rechtbank als het gerechtshof en de Hoge Raad oordeelden dat de verdachte bewust en met voorbedachte rade had gehandeld, en veroordeelden hem tot een gevangenisstraf. Deze uitspraak onderstreept de ernst van het vervalsen van bewijsstukken en de strenge straffen die hierop staan.

Button Image

Conclusie

Artikel 465 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in het beschermen van de integriteit van het strafrechtelijk proces door het strafbaar stellen van het opzettelijk vervalsen van bewijsstukken. De zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 toont aan hoe serieus de Nederlandse rechterlijke macht omgaat met dergelijke overtredingen en de zware straffen die worden opgelegd aan degenen die de rechtsgang proberen te verstoren. Het is van groot belang dat alle betrokkenen in het strafrechtelijk proces kunnen vertrouwen op de echtheid en juistheid van de voorgelegde bewijzen, en Artikel 465 draagt bij aan het waarborgen van dit vertrouwen.

Plaats een reactie