012-3456789

Bedrog

Artikel 326

Inleiding

Artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk artikel dat betrekking heeft op het strafbaar stellen van oplichting. Oplichting is een vorm van bedrog waarbij iemand door middel van valse voorwendselen, leugens of andere misleidende handelingen een ander beweegt tot het afgeven van geld, goederen of andere waardevolle zaken. Dit artikel is cruciaal voor het beschermen van burgers en bedrijven tegen frauduleuze praktijken.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 326

Artikel 326 stelt dat iemand die door middel van bedrog een ander beweegt tot het afgeven van geld, goederen of andere waardevolle zaken, schuldig is aan oplichting. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het gebruik van valse namen, valse hoedanigheden, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. De straf voor oplichting kan variëren van een geldboete tot een gevangenisstraf, afhankelijk van de ernst van het delict.

Letterlijke wettekst van Artikel 326

De letterlijke tekst van Artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

“Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een schuld, wordt als schuldig aan oplichting gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vijfde categorie.”

Button Image

Belangrijke gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 326 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van oplichting door middel van een samenweefsel van verdichtsels. De verdachte had meerdere slachtoffers bewogen tot het afgeven van geld door hen te misleiden met valse investeringsmogelijkheden.

Feiten van de zaak

De verdachte had een investeringsbedrijf opgericht en beloofde hoge rendementen aan investeerders. Hij gebruikte valse documenten en verzonnen verhalen om de investeerders te overtuigen van de legitimiteit van zijn bedrijf. In werkelijkheid werd het geïnvesteerde geld niet gebruikt voor de beloofde investeringen, maar voor persoonlijke uitgaven van de verdachte.

Rechtsvraag

De centrale vraag in deze zaak was of de handelingen van de verdachte konden worden gekwalificeerd als oplichting in de zin van Artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan oplichting. De rechtbank stelde vast dat de verdachte door middel van een samenweefsel van verdichtsels de investeerders had bewogen tot het afgeven van geld. De verdachte had bewust valse informatie verstrekt en misleidende handelingen verricht om de investeerders te overtuigen.

Strafmaat

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een geldboete van de vijfde categorie. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict en de omvang van de schade die de slachtoffers hadden geleden.

Samenvatting van de uitspraak

In de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 werd de verdachte veroordeeld voor oplichting op grond van Artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had door middel van een samenweefsel van verdichtsels meerdere investeerders bewogen tot het afgeven van geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust valse informatie had verstrekt en misleidende handelingen had verricht om de investeerders te overtuigen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een geldboete van de vijfde categorie.

Button Image

Conclusie

Artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in het bestrijden van oplichting. Het artikel stelt duidelijke grenzen aan wat wel en niet is toegestaan en biedt een juridisch kader voor het bestraffen van frauduleuze handelingen. De zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 illustreert hoe de rechterlijke macht dit artikel toepast om slachtoffers van oplichting te beschermen en daders te straffen. Het is van groot belang dat burgers en bedrijven zich bewust zijn van de bepalingen van Artikel 326 om zichzelf te beschermen tegen oplichting en om te weten welke juridische stappen zij kunnen ondernemen als zij slachtoffer worden van dergelijke praktijken.

Plaats een reactie