Inleiding
https://www.parroquiaclaret.org/?m=2018 Artikel 326bis van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk artikel dat betrekking heeft op strafbare feiten in verband met het gebruik van elektronische communicatiemiddelen. Dit artikel is specifiek gericht op het tegengaan van fraude en misleiding via elektronische weg, zoals internetfraude en andere vormen van cybercriminaliteit. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 326bis inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt.
Simpele uitleg van Artikel 326bis
https://e1tips.com/e1-dates/ Artikel 326bis van het Wetboek van Strafrecht maakt het strafbaar om iemand opzettelijk te misleiden via elektronische communicatiemiddelen met als doel financieel gewin. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door middel van phishing, waarbij een dader zich voordoet als een betrouwbare entiteit om persoonlijke gegevens te verkrijgen. Het artikel is bedoeld om slachtoffers te beschermen tegen dergelijke vormen van fraude en om daders te bestraffen.
Letterlijke wettekst van Artikel 326bis
De letterlijke tekst van Artikel 326bis van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
“Hij die met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, een valse naam of door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
Gerechtelijke uitspraak
Samenvatting van de zaak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 326bis een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het oplichten van meerdere personen via een online marktplaats. De verdachte had zich voorgedaan als een betrouwbare verkoper en had verschillende kopers bewogen tot het overmaken van geld voor goederen die nooit werden geleverd.
Feiten van de zaak
De verdachte plaatste advertenties op een populaire online marktplaats waarin hij dure elektronica aanbood tegen aantrekkelijke prijzen. Kopers die geïnteresseerd waren in de aangeboden goederen, namen contact op met de verdachte en maakten het overeengekomen bedrag over naar zijn bankrekening. Na ontvangst van het geld verbrak de verdachte het contact met de kopers en leverde de goederen niet.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de handelingen van de verdachte konden worden gekwalificeerd als oplichting in de zin van Artikel 326bis van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van een valse hoedanigheid of listige kunstgrepen, maar dat het ging om een civielrechtelijk geschil over niet-nakoming van een koopovereenkomst.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting zoals bedoeld in Artikel 326bis. De rechtbank stelde vast dat de verdachte opzettelijk een valse hoedanigheid had aangenomen door zich voor te doen als een betrouwbare verkoper, terwijl hij van meet af aan niet van plan was om de goederen te leveren. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte door middel van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels de kopers had bewogen tot het overmaken van geld.
Strafoplegging
De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een geldboete van de vijfde categorie. De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten, de omvang van de fraude en de impact op de slachtoffers.
Belang van de uitspraak
Deze uitspraak is van groot belang omdat het duidelijk maakt hoe de rechter Artikel 326bis toepast in gevallen van online fraude. Het bevestigt dat het aannemen van een valse hoedanigheid en het gebruik van listige kunstgrepen via elektronische communicatiemiddelen kan leiden tot een veroordeling voor oplichting. Dit biedt een belangrijke juridische basis voor de bestrijding van cybercriminaliteit en beschermt consumenten tegen frauduleuze praktijken op het internet.
Conclusie
Artikel 326bis van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in de bestrijding van fraude en misleiding via elektronische communicatiemiddelen. De letterlijke wettekst maakt duidelijk dat oplichting door middel van valse hoedanigheden, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels strafbaar is. De besproken gerechtelijke uitspraak illustreert hoe dit artikel in de praktijk wordt toegepast en onderstreept het belang van juridische bescherming tegen cybercriminaliteit. Door de strikte handhaving van Artikel 326bis kunnen slachtoffers van online fraude rekenen op gerechtigheid en worden potentiële daders afgeschrikt.