012-3456789

Bedrog

Artikel 331

Inleiding

Artikel 331 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving. Dit artikel behandelt de strafbaarstelling van bepaalde vormen van bedrog en verduistering. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 331 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een samenvatting geven van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 331

Artikel 331 van het Wetboek van Strafrecht richt zich op het strafbaar stellen van bepaalde vormen van bedrog en verduistering. Het artikel is specifiek gericht op situaties waarin iemand goederen of geld ontvangt door middel van bedrog, en deze vervolgens niet teruggeeft of niet gebruikt voor het beoogde doel. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer iemand een lening ontvangt onder valse voorwendselen en het geld vervolgens voor andere doeleinden gebruikt dan afgesproken.

Letterlijke wettekst van Artikel 331

De letterlijke tekst van Artikel 331 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

“Hij die opzettelijk enig goed, dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, zich wederrechtelijk toe-eigent, wordt, indien hij het goed onder zich heeft krachtens een overeenkomst van huur, pacht, bruikleen, bewaarneming of pand, of krachtens een vordering tot afgifte van een goed, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie.”

Button Image

Analyse van de wettekst

De wettekst van Artikel 331 kan worden opgesplitst in verschillende elementen die elk een specifieke betekenis hebben:

  • Opzettelijk: Het handelen moet met opzet gebeuren. Dit betekent dat de dader bewust en met voorbedachte rade handelt.
  • Enig goed: Dit kan betrekking hebben op zowel roerende als onroerende goederen.
  • Anders dan door misdrijf onder zich heeft: Dit betekent dat de dader het goed op een legale manier in bezit heeft gekregen, bijvoorbeeld door een overeenkomst.
  • Zich wederrechtelijk toe-eigent: Dit houdt in dat de dader het goed zonder recht of toestemming van de eigenaar voor zichzelf houdt of gebruikt.
  • Krachtens een overeenkomst: Dit verwijst naar specifieke situaties zoals huur, pacht, bruikleen, bewaarneming of pand.

Gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 331 een rol speelt, is te vinden in de zaak met ECLI:NL:HR:2010:BM0787. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van verduistering van geld dat hij onder zich had krachtens een overeenkomst van bewaarneming.

Feiten van de zaak

De verdachte was werkzaam als beheerder van een stichting die zich bezighield met het beheren van gelden voor verschillende projecten. Hij had een aanzienlijke som geld onder zich, die bedoeld was voor de financiering van een specifiek project. In plaats van het geld te gebruiken voor het beoogde doel, gebruikte de verdachte het voor persoonlijke uitgaven.

Rechtsvraag

De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering zoals bedoeld in Artikel 331 van het Wetboek van Strafrecht.

Overwegingen van de Hoge Raad

De Hoge Raad overwoog dat de verdachte het geld opzettelijk en wederrechtelijk had toegeëigend. De verdachte had het geld onder zich krachtens een overeenkomst van bewaarneming, en door het geld voor persoonlijke doeleinden te gebruiken, had hij gehandeld in strijd met de afspraken en de wet.

Uitspraak

De Hoge Raad bevestigde de veroordeling van de verdachte voor verduistering onder Artikel 331 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar.

Button Image

Belang van de uitspraak

Deze uitspraak is van groot belang omdat het duidelijk maakt hoe de Hoge Raad Artikel 331 interpreteert en toepast. Het bevestigt dat het opzettelijk en wederrechtelijk toe-eigenen van goederen die men onder zich heeft krachtens een overeenkomst, strafbaar is. Dit biedt een belangrijke juridische basis voor toekomstige zaken waarin verduistering een rol speelt.

Conclusie

Artikel 331 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in de bestrijding van bedrog en verduistering in Nederland. Het artikel stelt duidelijke grenzen aan wat wel en niet is toegestaan wanneer iemand goederen of geld onder zich heeft krachtens een overeenkomst. De gerechtelijke uitspraak met ECLI:NL:HR:2010:BM0787 illustreert hoe de Hoge Raad dit artikel toepast en bevestigt het belang van het naleven van afspraken en wettelijke bepalingen. Door deze regels strikt te handhaven, draagt Artikel 331 bij aan de integriteit en betrouwbaarheid van zakelijke en persoonlijke relaties in de samenleving.

Plaats een reactie