012-3456789

Benadeling van schuldeisers of rechthebbenden

Artikel 343

Inleiding

Artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op het misdrijf van verduistering. Dit artikel beschrijft de strafbaarstelling van het opzettelijk wederrechtelijk toe-eigenen van goederen die aan een ander toebehoren. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 343 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens bespreken we een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 343

Artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht behandelt het misdrijf van verduistering. Verduistering houdt in dat iemand opzettelijk goederen die aan een ander toebehoren, wederrechtelijk toe-eigent. Dit betekent dat de persoon de goederen in bezit heeft, maar deze niet teruggeeft of gebruikt zoals afgesproken, en in plaats daarvan doet alsof de goederen van hem of haar zijn. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer iemand een auto huurt en deze niet terugbrengt, maar verkoopt of zelf houdt.

Letterlijke wettekst van Artikel 343

De letterlijke tekst van Artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

“Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toe-eigent, wordt als schuldig aan verduistering gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie.”

Button Image

Gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 343 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van verduistering van een aanzienlijk geldbedrag dat hij onder zich had in zijn functie als penningmeester van een vereniging.

Feiten van de zaak

De verdachte was penningmeester van een sportvereniging en had toegang tot de bankrekening van de vereniging. Gedurende een periode van twee jaar had hij meerdere malen geld van de rekening van de vereniging overgeboekt naar zijn persoonlijke rekening. In totaal ging het om een bedrag van €50.000. De verdachte gebruikte dit geld voor persoonlijke uitgaven, waaronder vakanties en luxe goederen.

Rechtsvraag

De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering zoals omschreven in Artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voerde aan dat de verdachte het geld had geleend en van plan was het terug te betalen, en dat er daarom geen sprake was van wederrechtelijke toe-eigening.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering. De rechtbank stelde vast dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk het geld van de vereniging had toegeëigend. Het feit dat de verdachte het geld mogelijk wilde terugbetalen, deed niets af aan het feit dat hij het geld zonder toestemming had gebruikt voor persoonlijke doeleinden. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een geldboete van €10.000.

Hoger beroep

De verdachte ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep voerde de verdediging opnieuw aan dat de verdachte het geld had geleend en van plan was het terug te betalen. Daarnaast werd aangevoerd dat de straf te zwaar was in verhouding tot de ernst van het misdrijf.

Oordeel van het gerechtshof

Het gerechtshof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering. Het hof stelde vast dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk het geld van de vereniging had toegeëigend en dat er geen sprake was van een lening. Het hof achtte de opgelegde straf passend en rechtvaardig gezien de ernst van het misdrijf en de schade die de vereniging had geleden.

Conclusie van de Hoge Raad

De verdachte ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat het gerechtshof de juiste maatstaven had gehanteerd en dat er geen sprake was van een schending van het recht. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het gerechtshof en de opgelegde straf.

Samenvatting

Artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht behandelt het misdrijf van verduistering, waarbij iemand opzettelijk en wederrechtelijk goederen die aan een ander toebehoren, zich toe-eigent. Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte, een penningmeester van een sportvereniging, veroordeeld voor het verduisteren van €50.000 van de vereniging. De rechtbank, het gerechtshof en de Hoge Raad oordeelden allen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering en bevestigden de opgelegde straf van twee jaar gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een geldboete van €10.000.

Plaats een reactie