012-3456789

Deelneming aan strafbare feiten

Artikel 52

Inleiding

Artikel 52 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving. Dit artikel behandelt de verjaring van het recht tot strafvordering. In eenvoudige bewoordingen betekent dit dat na een bepaalde periode, afhankelijk van de ernst van het misdrijf, de mogelijkheid om iemand strafrechtelijk te vervolgen vervalt. Dit artikel is van groot belang voor zowel de rechtspraktijk als voor de rechtszekerheid van burgers.

Button Image

Letterlijke Wettekst

Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 52 van het Wetboek van Strafrecht:

Artikel 52

De verjaring van het recht tot strafvordering wordt gestuit door iedere daad van vervolging, ingesteld tegen de verdachte, welke daad hem in persoon of, indien de vervolging tegen een rechtspersoon is gericht, aan een van de in artikel 51, derde lid, onder 1°, 2° en 4°, genoemde personen bekend is gemaakt.

Uitleg van de Wettekst

Artikel 52 bepaalt dat de verjaring van het recht tot strafvordering wordt gestuit door elke daad van vervolging die tegen de verdachte is ingesteld. Dit betekent dat de verjaringstermijn opnieuw begint te lopen zodra er een vervolgingshandeling plaatsvindt. Voor natuurlijke personen moet deze daad van vervolging aan de verdachte persoonlijk bekend worden gemaakt. Voor rechtspersonen moet de daad van vervolging bekend worden gemaakt aan een van de in artikel 51, derde lid, onder 1°, 2° en 4°, genoemde personen. Dit zijn onder andere bestuurders en vertegenwoordigers van de rechtspersoon.

Button Image

Belangrijke Gerechtelijke Uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 52 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de vraag behandeld of de verjaring van het recht tot strafvordering was gestuit door een daad van vervolging.

Feiten van de Zaak

In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van een ernstig misdrijf dat plaatsvond in 2005. De vervolging werd echter pas in 2015 ingesteld. De verdachte stelde dat het recht tot strafvordering was verjaard, aangezien de verjaringstermijn voor het betreffende misdrijf tien jaar bedroeg.

Rechtsvraag

De centrale vraag in deze zaak was of de verjaring van het recht tot strafvordering was gestuit door een daad van vervolging die binnen de verjaringstermijn had plaatsgevonden.

Overwegingen van de Hoge Raad

De Hoge Raad overwoog dat de verjaring van het recht tot strafvordering inderdaad kan worden gestuit door een daad van vervolging, zoals bepaald in Artikel 52. De Hoge Raad stelde vast dat er in 2010 een daad van vervolging had plaatsgevonden, namelijk de uitvaardiging van een dagvaarding die aan de verdachte persoonlijk was betekend. Hierdoor was de verjaringstermijn opnieuw begonnen te lopen vanaf 2010.

Uitspraak

De Hoge Raad oordeelde dat de verjaring van het recht tot strafvordering was gestuit door de daad van vervolging in 2010. Hierdoor was de vervolging in 2015 nog steeds mogelijk en was het recht tot strafvordering niet verjaard. De verdachte kon dus alsnog worden vervolgd voor het misdrijf uit 2005.

Samenvatting

Artikel 52 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in de Nederlandse strafrechtelijke verjaringstermijnen. Het artikel bepaalt dat de verjaring van het recht tot strafvordering wordt gestuit door elke daad van vervolging die aan de verdachte persoonlijk bekend wordt gemaakt. Dit zorgt ervoor dat de verjaringstermijn opnieuw begint te lopen, waardoor vervolging ook na een langere periode nog mogelijk kan zijn. De zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 illustreert hoe dit artikel in de praktijk wordt toegepast en onderstreept het belang van tijdige en correcte vervolgingshandelingen om verjaring te voorkomen.

Plaats een reactie