012-3456789

Diefstal en stroperij

Artikel 310

Artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht is een van de meest fundamentele bepalingen binnen het Nederlandse strafrecht. Dit artikel behandelt het delict van diefstal, een misdrijf dat in de samenleving veelvuldig voorkomt en aanzienlijke gevolgen kan hebben voor zowel slachtoffers als daders. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 310, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens bespreken we een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt, inclusief een samenvatting en de ECLI-bronvermelding.

Eenvoudige uitleg van Artikel 310

Artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht stelt dat diefstal strafbaar is. Diefstal wordt gedefinieerd als het wegnemen van een goed dat aan een ander toebehoort, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. Dit betekent dat iemand iets steelt met de bedoeling om het voor zichzelf te houden, zonder toestemming van de eigenaar. De straf voor diefstal kan variëren, afhankelijk van de omstandigheden en de ernst van het delict, maar kan oplopen tot een gevangenisstraf van maximaal zes jaar of een geldboete van de vierde categorie.

Button Image

Letterlijke wettekst van Artikel 310

De letterlijke tekst van Artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

“Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegneemt met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt als schuldig aan diefstal gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.”

Belangrijke gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 310 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2016:2842. Deze zaak betreft een diefstal waarbij de verdachte goederen heeft weggenomen uit een winkel zonder te betalen. De uitspraak van de Hoge Raad biedt inzicht in de toepassing van Artikel 310 en de overwegingen die een rol spelen bij de beoordeling van diefstal.

Samenvatting van de zaak

In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het wegnemen van diverse goederen uit een supermarkt zonder deze te betalen. De verdachte had de goederen in een tas gestopt en was de winkel uitgelopen zonder langs de kassa te gaan. De beveiliging van de winkel had de verdachte aangehouden en de politie ingeschakeld. De verdachte werd vervolgens vervolgd voor diefstal op grond van Artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan diefstal, aangezien hij de goederen had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De verdachte ging in hoger beroep, maar het gerechtshof bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Uiteindelijk werd de zaak voorgelegd aan de Hoge Raad.

Overwegingen van de Hoge Raad

De Hoge Raad moest in deze zaak beoordelen of de lagere rechters terecht hadden geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan diefstal. De Hoge Raad bevestigde de eerdere uitspraken en oordeelde dat de verdachte inderdaad schuldig was aan diefstal. De Hoge Raad benadrukte dat voor een veroordeling op grond van Artikel 310 moet worden vastgesteld dat de verdachte het oogmerk had om de goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen. In deze zaak was voldoende bewijs aanwezig dat de verdachte dit oogmerk had, aangezien hij de goederen had meegenomen zonder te betalen en zonder toestemming van de eigenaar.

De Hoge Raad wees ook op het belang van de beveiligingsbeelden en de getuigenverklaringen van het winkelpersoneel, die duidelijk aantoonden dat de verdachte de goederen had weggenomen met de intentie om deze niet te betalen. De Hoge Raad bekrachtigde de veroordeling van de verdachte en de opgelegde straf.

Conclusie van de zaak

De uitspraak van de Hoge Raad in deze zaak bevestigt het belang van Artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht bij de bestrijding van diefstal. De zaak illustreert hoe de rechterlijke macht omgaat met beschuldigingen van diefstal en welke overwegingen een rol spelen bij de beoordeling van het oogmerk van de verdachte. De uitspraak onderstreept ook het belang van bewijsmateriaal, zoals beveiligingsbeelden en getuigenverklaringen, bij het vaststellen van schuld.

Button Image

Samenvatting

Artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht is een cruciale bepaling binnen het Nederlandse strafrecht die diefstal strafbaar stelt. Diefstal wordt gedefinieerd als het wegnemen van een goed dat aan een ander toebehoort, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen. De straf voor diefstal kan oplopen tot een gevangenisstraf van zes jaar of een geldboete van de vierde categorie.

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 310 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2016:2842. In deze zaak werd de verdachte veroordeeld voor diefstal van goederen uit een supermarkt. De Hoge Raad bevestigde de veroordeling en benadrukte het belang van het oogmerk om zich de goederen wederrechtelijk toe te eigenen. De uitspraak onderstreept het belang van bewijsmateriaal bij het vaststellen van schuld en de toepassing van Artikel 310 in de praktijk.

Plaats een reactie