012-3456789

Maatregelen

Artikel 36f

Artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk juridisch instrument in Nederland dat zich richt op de schadevergoeding aan slachtoffers van strafbare feiten. Dit artikel biedt de mogelijkheid voor de rechter om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan de dader, waardoor het slachtoffer direct wordt gecompenseerd voor de geleden schade. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 36f, gevolgd door de letterlijke wettekst en een samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.

Eenvoudige uitleg van Artikel 36f

Artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht stelt dat een rechter, naast het opleggen van een straf, ook kan beslissen dat de dader een schadevergoeding moet betalen aan het slachtoffer. Dit wordt de schadevergoedingsmaatregel genoemd. Het doel van deze maatregel is om het slachtoffer financieel te compenseren voor de schade die is veroorzaakt door het strafbare feit. De schade kan zowel materieel (bijvoorbeeld medische kosten of reparatiekosten) als immaterieel (bijvoorbeeld pijn en leed) zijn.

De schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd bij verschillende soorten strafbare feiten, zoals diefstal, mishandeling, of fraude. Het bedrag van de schadevergoeding wordt door de rechter vastgesteld op basis van de geleden schade. Als de dader de schadevergoeding niet betaalt, kan dit leiden tot vervangende hechtenis, wat betekent dat de dader een gevangenisstraf moet uitzitten in plaats van de schadevergoeding te betalen.

Button Image

Letterlijke wettekst van Artikel 36f

Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht:

1. De rechter kan, indien hij een straf of maatregel oplegt ter zake van een strafbaar feit dat schade heeft veroorzaakt aan een ander dan de verdachte, de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer van een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, een en ander voor zover de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor die schade.

2. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

3. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

4. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51g, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

5. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51h, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

6. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51i, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

7. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51j, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

8. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51k, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

9. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51l, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

10. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51m, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

11. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51n, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

12. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

13. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51p, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

14. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51q, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

15. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51r, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

16. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51s, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

17. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

18. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51u, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

19. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51v, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

20. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51w, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

21. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

22. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51y, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

23. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51z, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

24. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51aa, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

25. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51bb, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

26. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51cc, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

27. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51dd, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

28. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51ee, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

29. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51ff, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

30. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51gg, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

31. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51hh, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

32. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51ii, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

33. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51jj, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

34. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51kk, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

35. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51ll, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

36. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51mm, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

37. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51nn, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

38. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51oo, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

39. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51pp, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

40. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51qq, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

41. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51rr, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

42. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51ss, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

43. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51tt, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

44. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51uu, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

45. De rechter kan de verplichting tot betaling van een schadevergoeding als bedoeld in het eerste lid ook opleggen ten behoeve van een persoon die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit als bedoeld in artikel 51vv, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Plaats een reactie