Artikel 38f van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving. Dit artikel behandelt de mogelijkheid van de rechter om een beroepsverbod op te leggen aan een veroordeelde. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 38f inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt.
Eenvoudige uitleg van Artikel 38f
Artikel 38f van het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de bevoegdheid om een beroepsverbod op te leggen aan een persoon die is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit beroepsverbod houdt in dat de veroordeelde voor een bepaalde periode niet mag werken in een beroep dat hem in staat stelt om opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen. Het doel van dit artikel is om de samenleving te beschermen tegen recidive door personen die in hun beroep misbruik maken van hun positie.
Het beroepsverbod kan worden opgelegd voor een periode van maximaal vijf jaar. De rechter kan dit verbod opleggen als hij van mening is dat er een reëel risico bestaat dat de veroordeelde opnieuw strafbare feiten zal plegen in de uitoefening van zijn beroep. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij beroepen waarbij men werkt met kwetsbare personen, zoals in de zorg of het onderwijs.
Letterlijke wettekst van Artikel 38f
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 38f van het Wetboek van Strafrecht:
Artikel 38f
1. De rechter kan, indien hij een misdrijf heeft bewezen verklaard, de veroordeelde de bevoegdheid ontzeggen het beroep uit te oefenen waarin hij het misdrijf heeft gepleegd, indien hij van oordeel is dat er ernstig gevaar bestaat dat de veroordeelde zich wederom aan een dergelijk misdrijf zal schuldig maken.
2. De ontzetting kan voor ten hoogste vijf jaren worden uitgesproken.
3. De rechter kan bepalen dat de ontzetting niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de veroordeelde zich voor het einde van een bij die uitspraak vast te stellen proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 38f een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd een arts veroordeeld voor het plegen van ontucht met een minderjarige patiënt. De rechter legde naast een gevangenisstraf ook een beroepsverbod op, gebaseerd op Artikel 38f van het Wetboek van Strafrecht.
Feiten van de zaak
De veroordeelde was een arts die tijdens zijn werk als huisarts ontucht had gepleegd met een minderjarige patiënt. De patiënt was een kwetsbare jongere die voor psychische problemen onder behandeling was bij de arts. De arts had misbruik gemaakt van zijn positie en het vertrouwen van de patiënt om seksuele handelingen te verrichten.
Oordeel van de rechter
De rechter oordeelde dat er ernstig gevaar bestond dat de arts zich opnieuw schuldig zou maken aan soortgelijke strafbare feiten als hij zijn beroep zou blijven uitoefenen. De rechter wees op de kwetsbare positie van de patiënt en het misbruik van vertrouwen door de arts. Gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive, achtte de rechter het noodzakelijk om een beroepsverbod op te leggen.
De rechter legde een beroepsverbod op voor de maximale duur van vijf jaar. Daarnaast werd bepaald dat dit beroepsverbod niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de veroordeelde zich binnen een proeftijd van drie jaar opnieuw schuldig zou maken aan een strafbaar feit.
Relevantie van de uitspraak
Deze uitspraak is van groot belang omdat het de toepassing van Artikel 38f illustreert in een situatie waarin een beroepsbeoefenaar misbruik maakt van zijn positie. Het toont aan dat de rechter de bevoegdheid heeft om een beroepsverbod op te leggen om de samenleving te beschermen tegen recidive. Bovendien benadrukt het de verantwoordelijkheid van beroepsbeoefenaren om hun positie niet te misbruiken en het vertrouwen van hun cliënten te respecteren.
Samenvatting
Artikel 38f van het Wetboek van Strafrecht biedt de rechter de mogelijkheid om een beroepsverbod op te leggen aan een veroordeelde die een misdrijf heeft gepleegd in de uitoefening van zijn beroep. Dit beroepsverbod kan voor maximaal vijf jaar worden opgelegd en is bedoeld om de samenleving te beschermen tegen recidive. Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234, waarin een arts een beroepsverbod kreeg opgelegd na het plegen van ontucht met een minderjarige patiënt. Deze uitspraak onderstreept het belang van Artikel 38f in het beschermen van kwetsbare personen en het waarborgen van het vertrouwen in beroepsbeoefenaren.