Inleiding
Artikel 121a van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat zich richt op specifieke strafbare feiten. Dit artikel behandelt de strafbaarheid van bepaalde handelingen die de openbare orde kunnen verstoren. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 121a, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens bespreken we een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt, inclusief de ECLI-bronvermelding.
Simpele uitleg van Artikel 121a
Artikel 121a van het Wetboek van Strafrecht richt zich op het strafbaar stellen van bepaalde handelingen die de openbare orde kunnen verstoren. Het artikel is bedoeld om situaties te voorkomen waarin personen door hun gedrag anderen aanzetten tot het plegen van strafbare feiten of de openbare orde verstoren. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het oproepen tot geweld of het organiseren van illegale bijeenkomsten.
Letterlijke wettekst van Artikel 121a
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 121a van het Wetboek van Strafrecht:
Artikel 121a
Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opruien tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.
Gerechtelijke uitspraak
Samenvatting van de uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 121a een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van opruiing tot geweld tijdens een openbare demonstratie. De verdachte had tijdens de demonstratie meerdere malen opgeroepen tot gewelddadig optreden tegen de politie en andere overheidsfunctionarissen.
Feiten van de zaak
De verdachte nam deel aan een demonstratie die plaatsvond op 15 maart 2018 in het centrum van Amsterdam. Tijdens deze demonstratie hield de verdachte een toespraak waarin hij opriep tot gewelddadig verzet tegen de politie. Getuigen verklaarden dat de verdachte meerdere keren had gezegd dat de demonstranten “de politie moesten aanvallen” en “geen genade moesten tonen”. Deze uitspraken werden door de politie opgenomen en later gebruikt als bewijs in de rechtszaak.
Juridische overwegingen
De rechtbank moest beoordelen of de uitspraken van de verdachte onder de definitie van opruiing vielen zoals beschreven in Artikel 121a van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voerde aan dat de uitspraken van de verdachte beschermd waren door het recht op vrijheid van meningsuiting. De rechtbank oordeelde echter dat de vrijheid van meningsuiting niet absoluut is en dat deze beperkt kan worden wanneer er sprake is van opruiing tot geweld.
Uitspraak
De rechtbank oordeelde dat de uitspraken van de verdachte inderdaad opruiend waren en dat deze opruiing tot geweld tegen het openbaar gezag inhielden. De verdachte werd schuldig bevonden aan het overtreden van Artikel 121a en werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en een geldboete van de vierde categorie.
Belang van de uitspraak
Deze uitspraak is van groot belang omdat het de grenzen van de vrijheid van meningsuiting in relatie tot opruiing verduidelijkt. Het laat zien dat hoewel vrijheid van meningsuiting een fundamenteel recht is, dit recht niet onbeperkt is en dat het oproepen tot geweld tegen het openbaar gezag strafbaar is onder Artikel 121a van het Wetboek van Strafrecht.
Conclusie
Artikel 121a van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in het handhaven van de openbare orde door het strafbaar stellen van opruiing tot geweld en andere strafbare feiten. De besproken gerechtelijke uitspraak illustreert hoe dit artikel in de praktijk wordt toegepast en benadrukt het belang van het balanceren van de vrijheid van meningsuiting met de noodzaak om de openbare orde te handhaven. Het is essentieel voor zowel burgers als juridische professionals om zich bewust te zijn van de implicaties van dit artikel en de grenzen die het stelt aan bepaalde vormen van uitingen.