Artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat zich richt op de strafbaarheid van bepaalde handelingen die de openbare orde en veiligheid kunnen verstoren. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 128 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een samenvatting geven van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.
Eenvoudige uitleg van Artikel 128
Artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht behandelt de strafbaarheid van het openbaar maken van geheime informatie die de veiligheid van de staat kan schaden. Dit artikel is bedoeld om te voorkomen dat gevoelige informatie in verkeerde handen valt en daarmee de nationale veiligheid in gevaar brengt. Het richt zich specifiek op personen die toegang hebben tot vertrouwelijke informatie en deze zonder toestemming openbaar maken.
Letterlijke wettekst van Artikel 128
De letterlijke tekst van Artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
Artikel 128
Hij die opzettelijk een geheim, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, bekend maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 128 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2010:BL2823. In deze zaak werd een ambtenaar beschuldigd van het openbaar maken van vertrouwelijke informatie die hij uit hoofde van zijn functie had verkregen. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.
Feiten van de zaak
De verdachte, een ambtenaar bij een overheidsinstantie, had toegang tot vertrouwelijke informatie over een lopend politieonderzoek. Hij deelde deze informatie met een derde partij zonder toestemming van zijn superieuren. De informatie betrof gevoelige details over de identiteit van verdachten en de voortgang van het onderzoek.
Juridische kwesties
De centrale juridische kwestie in deze zaak was of de verdachte opzettelijk een geheim had bekendgemaakt waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij verplicht was het te bewaren. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld en dat hij zich niet bewust was van de vertrouwelijkheid van de informatie.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het overtreden van Artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank stelde vast dat de verdachte zich bewust was van de vertrouwelijkheid van de informatie en dat hij opzettelijk had gehandeld door deze informatie met een derde partij te delen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een geldboete van de derde categorie.
Belang van de uitspraak
Deze uitspraak onderstreept het belang van Artikel 128 in het beschermen van vertrouwelijke informatie en de nationale veiligheid. Het benadrukt dat personen die toegang hebben tot gevoelige informatie een grote verantwoordelijkheid dragen om deze informatie te beschermen en dat overtredingen streng worden bestraft.
Conclusie
Artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in het waarborgen van de nationale veiligheid door het strafbaar stellen van het openbaar maken van vertrouwelijke informatie. De zaak met ECLI:NL:HR:2010:BL2823 illustreert hoe de rechterlijke macht dit artikel toepast om de integriteit van vertrouwelijke informatie te beschermen. Het is van groot belang dat personen die toegang hebben tot gevoelige informatie zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheden en de mogelijke consequenties van het schenden van deze vertrouwelijkheid.