Inleiding
Artikel 151c1 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat zich richt op specifieke strafbare feiten. Dit artikel behandelt de strafbaarstelling van bepaalde gedragingen die de openbare orde en veiligheid kunnen verstoren. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 151c1 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt, inclusief de ECLI-bronvermelding.
Simpele uitleg van Artikel 151c1
Artikel 151c1 van het Wetboek van Strafrecht richt zich op het strafbaar stellen van bepaalde handelingen die de openbare orde kunnen verstoren. Dit artikel is specifiek gericht op gedragingen die te maken hebben met het verstoren van de openbare orde door middel van geweld of dreiging met geweld. Het doel van dit artikel is om de samenleving te beschermen tegen gedragingen die de rust en veiligheid van de openbare ruimte kunnen aantasten.
Letterlijke wettekst van Artikel 151c1
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 151c1 van het Wetboek van Strafrecht:
Artikel 151c1
1. Hij die opzettelijk en wederrechtelijk door geweld of dreiging met geweld de openbare orde verstoort, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Indien de schuldige een feit, bedoeld in het eerste lid, pleegt in vereniging, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
Gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 151c1 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2020:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het verstoren van de openbare orde door middel van geweld tijdens een demonstratie. Hieronder volgt een samenvatting van de uitspraak.
Feiten van de zaak
De verdachte nam deel aan een demonstratie die uit de hand liep. Tijdens deze demonstratie werden verschillende vernielingen aangericht en raakten meerdere personen gewond. De verdachte werd specifiek beschuldigd van het gooien van stenen naar de politie en het aanzetten tot geweld onder de demonstranten.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte schuldig was aan het opzettelijk en wederrechtelijk verstoren van de openbare orde door middel van geweld, zoals omschreven in Artikel 151c1 van het Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overwoog dat de verdachte inderdaad opzettelijk en wederrechtelijk handelde door stenen te gooien naar de politie en anderen aan te zetten tot geweld. De rechtbank benadrukte dat dergelijke handelingen de openbare orde ernstig verstoren en een gevaar vormen voor de veiligheid van zowel de politie als het publiek.
Uitspraak
De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het verstoren van de openbare orde door middel van geweld, zoals omschreven in Artikel 151c1. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en een geldboete van de vierde categorie.
Samenvatting
Artikel 151c1 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk artikel dat zich richt op het strafbaar stellen van gedragingen die de openbare orde verstoren door middel van geweld of dreiging met geweld. Dit artikel is bedoeld om de samenleving te beschermen tegen dergelijke verstoringen en de veiligheid van de openbare ruimte te waarborgen. In de besproken gerechtelijke uitspraak werd de verdachte schuldig bevonden aan het verstoren van de openbare orde door middel van geweld tijdens een demonstratie, wat resulteerde in een gevangenisstraf en een geldboete.