012-3456789

Misdrijven tegen de veiligheid van de staat

Artikel 100

Inleiding

Artikel 100 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving. Dit artikel behandelt de strafbaarheid van pogingen tot het plegen van misdrijven. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 100 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een samenvatting geven van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 100

Artikel 100 van het Wetboek van Strafrecht gaat over de strafbaarheid van pogingen tot het plegen van misdrijven. Dit betekent dat iemand strafbaar kan zijn, zelfs als het misdrijf niet volledig is uitgevoerd. Het artikel stelt dat een poging tot het plegen van een misdrijf strafbaar is wanneer de dader een begin van uitvoering heeft gemaakt, maar het misdrijf niet is voltooid door omstandigheden buiten zijn wil om. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als iemand probeert in te breken, maar wordt betrapt voordat hij iets kan stelen.

Letterlijke wettekst van Artikel 100

De letterlijke tekst van Artikel 100 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

“Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.”

Button Image

Gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 100 een rol speelt, is te vinden in de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van poging tot moord. De verdachte had meerdere keren met een mes gestoken naar het slachtoffer, maar het slachtoffer overleefde de aanval. De vraag was of de verdachte schuldig kon worden bevonden aan poging tot moord op basis van Artikel 100.

Feiten van de zaak

De verdachte had een conflict met het slachtoffer en besloot hem aan te vallen met een mes. Tijdens de aanval stak de verdachte meerdere keren in de richting van het slachtoffer, maar het slachtoffer wist de meeste steken te ontwijken. Uiteindelijk raakte het slachtoffer slechts lichtgewond. De verdachte werd gearresteerd en beschuldigd van poging tot moord.

Rechtsvraag

De centrale vraag in deze zaak was of de handelingen van de verdachte konden worden beschouwd als een begin van uitvoering van het misdrijf moord, zoals bedoeld in Artikel 100 van het Wetboek van Strafrecht.

Overwegingen van de Hoge Raad

De Hoge Raad overwoog dat voor een veroordeling wegens poging tot moord vereist is dat de dader een begin van uitvoering heeft gemaakt van het misdrijf. Dit betekent dat de dader handelingen moet hebben verricht die direct gericht zijn op de voltooiing van het misdrijf. In deze zaak had de verdachte meerdere keren met een mes gestoken naar het slachtoffer, wat volgens de Hoge Raad voldoende was om te spreken van een begin van uitvoering.

Uitspraak

De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte schuldig was aan poging tot moord. De handelingen van de verdachte, namelijk het steken met een mes in de richting van het slachtoffer, werden beschouwd als een begin van uitvoering van het misdrijf moord. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar.

Samenvatting van de gerechtelijke uitspraak

In de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 werd de verdachte beschuldigd van poging tot moord nadat hij meerdere keren met een mes had gestoken naar het slachtoffer. De Hoge Raad oordeelde dat de handelingen van de verdachte konden worden beschouwd als een begin van uitvoering van het misdrijf moord, zoals bedoeld in Artikel 100 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar.

Button Image

Belang van Artikel 100

Artikel 100 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in de Nederlandse strafrechtelijke handhaving. Het stelt de wetshandhavers in staat om in te grijpen en strafrechtelijke vervolging in te stellen, zelfs wanneer een misdrijf niet volledig is uitgevoerd. Dit helpt bij het voorkomen van ernstige misdrijven en beschermt potentiële slachtoffers. Door de strafbaarheid van pogingen tot misdrijven te erkennen, biedt Artikel 100 een belangrijk juridisch instrument om de openbare orde en veiligheid te handhaven.

Toepassing in de praktijk

In de praktijk wordt Artikel 100 vaak toegepast in zaken waar de dader een misdrijf wilde plegen, maar door externe omstandigheden werd verhinderd. Enkele voorbeelden van situaties waarin Artikel 100 van toepassing kan zijn, zijn:

  • Een inbreker die wordt betrapt voordat hij iets kan stelen.
  • Iemand die een moordpoging onderneemt, maar het slachtoffer overleeft de aanval.
  • Een fraudeur die wordt ontdekt voordat hij de frauduleuze handelingen kan voltooien.

In al deze gevallen kan de dader strafbaar worden gesteld op basis van Artikel 100, omdat er sprake is van een begin van uitvoering van het misdrijf.

Conclusie

Artikel 100 van het Wetboek van Strafrecht is een essentieel onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving. Het stelt de strafbaarheid van pogingen tot het plegen van misdrijven vast, waardoor wetshandhavers kunnen ingrijpen voordat een misdrijf volledig is uitgevoerd. Dit artikel speelt een belangrijke rol in het beschermen van de samenleving en het handhaven van de openbare orde. De gerechtelijke uitspraak in de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 illustreert hoe Artikel 100 in de praktijk wordt toegepast en benadrukt het belang van dit artikel in de strafrechtelijke handhaving.

Plaats een reactie