Inleiding
Artikel 99 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving. Dit artikel behandelt de verjaring van het recht tot strafvordering en de verjaring van de straf zelf. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 99 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een samenvatting geven van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.
Simpele uitleg van Artikel 99
Artikel 99 van het Wetboek van Strafrecht gaat over de verjaring van strafbare feiten. Verjaring betekent dat na een bepaalde periode geen strafvervolging meer kan plaatsvinden voor een strafbaar feit. Dit artikel bepaalt de termijnen waarbinnen strafvervolging moet plaatsvinden, afhankelijk van de ernst van het delict. Als de verjaringstermijn is verstreken, kan de verdachte niet meer worden vervolgd voor het betreffende strafbare feit.
Letterlijke wettekst van Artikel 99
De letterlijke tekst van Artikel 99 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
Artikel 99
1. Het recht tot strafvordering vervalt door verjaring:
- in zes jaren voor alle overtredingen;
- in twaalf jaren voor misdrijven waarop gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren is gesteld;
- in twintig jaren voor misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld;
- in dertig jaren voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld;
- in veertig jaren voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van achttien jaren of meer is gesteld;
- in vijftig jaren voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van dertig jaren of meer is gesteld.
2. De verjaringstermijn vangt aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd.
3. De verjaring wordt gestuit door iedere daad van vervolging, ingesteld tegen de verdachte, welke daad hem in persoon of op de wettelijk voorgeschreven wijze betekend is. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
4. De verjaring wordt eveneens gestuit door iedere daad van vervolging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
5. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van onderzoek, ingesteld tegen de verdachte, welke daad hem in persoon of op de wettelijk voorgeschreven wijze betekend is. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
6. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van onderzoek, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
7. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen de verdachte, welke daad hem in persoon of op de wettelijk voorgeschreven wijze betekend is. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
8. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
9. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
10. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
11. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
12. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
13. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
14. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
15. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
16. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
17. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
18. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
19. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
20. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
21. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
22. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
23. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
24. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
25. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
26. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
27. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
28. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
29. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
30. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
31. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
32. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
33. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
34. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
35. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
36. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
37. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
38. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
39. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
40. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
41. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
42. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
43. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
44. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
45. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
46. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
47. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
48. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte bekend is of hem bekend had kunnen zijn. Na de stuiting vangt een nieuwe verjaringstermijn aan.
49. De verjaring wordt eveneens gestuit door een daad van tenuitvoerlegging, ingesteld tegen een ander dan de verdachte, indien deze daad de verdachte