Artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op de bescherming van de openbare zeden. Dit artikel richt zich specifiek op het strafbaar stellen van het verspreiden, openlijk tentoonstellen of aanbieden van pornografisch materiaal aan minderjarigen. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 239, gevolgd door de letterlijke wettekst en een samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.
Eenvoudige uitleg van Artikel 239
Artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht is bedoeld om minderjarigen te beschermen tegen schadelijke invloeden van pornografisch materiaal. Het artikel maakt het strafbaar om pornografisch materiaal te verspreiden, tentoon te stellen of aan te bieden aan personen jonger dan 16 jaar. Dit omvat zowel fysieke materialen zoals tijdschriften en video’s als digitale inhoud zoals websites en e-mails. De wetgever heeft dit artikel ingevoerd om de morele en psychologische ontwikkeling van minderjarigen te beschermen tegen de negatieve effecten van blootstelling aan pornografie.
Letterlijke wettekst van Artikel 239
De letterlijke tekst van Artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
Hij die een afbeelding of een voorwerp, bevattende een afbeelding, die aanstotelijk is voor de eerbaarheid, aan een persoon beneden de leeftijd van zestien jaren vertoont of aanbiedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 239 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2010:BL2823. In deze zaak werd een man veroordeeld voor het aanbieden van pornografisch materiaal aan een minderjarige. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.
Feiten van de zaak
In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het aanbieden van pornografisch materiaal aan een 15-jarig meisje. De verdachte had via een chatprogramma expliciete foto’s en video’s naar het meisje gestuurd. Het meisje had de verdachte meerdere keren laten weten dat zij minderjarig was, maar de verdachte bleef doorgaan met het sturen van het materiaal.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte schuldig was aan het overtreden van Artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht door pornografisch materiaal aan een minderjarige aan te bieden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het overtreden van Artikel 239. De rechtbank stelde vast dat de verdachte wist dat het meisje minderjarig was en desondanks pornografisch materiaal naar haar had gestuurd. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar.
Hoger beroep
De verdachte ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep voerde de verdachte aan dat hij niet wist dat het meisje minderjarig was en dat hij geen kwade bedoelingen had. Het gerechtshof oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk wist dat het meisje minderjarig was, gezien de herhaalde mededelingen van het meisje hierover. Het gerechtshof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en handhaafde de opgelegde straf.
Hoge Raad
De verdachte ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat het gerechtshof de juiste juridische maatstaven had toegepast en dat de veroordeling in stand kon blijven. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en bevestigde de uitspraak van het gerechtshof.
Belang van de uitspraak
Deze uitspraak is van belang omdat het duidelijk maakt dat het aanbieden van pornografisch materiaal aan minderjarigen streng wordt bestraft, zelfs als de verdachte beweert niet op de hoogte te zijn van de leeftijd van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van minderjarigen tegen schadelijke invloeden en bevestigt de strikte handhaving van Artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Samenvatting
Artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht is een cruciaal onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat minderjarigen beschermt tegen de schadelijke invloeden van pornografisch materiaal. Het artikel stelt het strafbaar om pornografisch materiaal te verspreiden, tentoon te stellen of aan te bieden aan personen jonger dan 16 jaar. Een belangrijke gerechtelijke uitspraak met ECLI:NL:HR:2010:BL2823 illustreert de strikte handhaving van dit artikel en de zware straffen die worden opgelegd aan overtreders. Deze uitspraak onderstreept het belang van de bescherming van minderjarigen en de verantwoordelijkheid van volwassenen om zich bewust te zijn van de leeftijd van de personen aan wie zij materiaal aanbieden.