https://www.capfaa.org/contact/ Artikel 293 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk en gevoelig onderwerp binnen de Nederlandse wetgeving. Dit artikel behandelt de strafbaarheid van hulp bij zelfdoding en euthanasie. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 293 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een samenvatting geven van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.
Eenvoudige uitleg van Artikel 293
https://www.parroquiaclaret.org/?p=1498 Artikel 293 van het Wetboek van Strafrecht maakt het strafbaar om iemand te helpen bij zelfdoding of om euthanasie uit te voeren, tenzij dit gebeurt door een arts die zich houdt aan de zorgvuldigheidseisen zoals vastgelegd in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (WTL). Dit betekent dat een arts die aan deze eisen voldoet, niet strafbaar is. De zorgvuldigheidseisen omvatten onder andere dat de arts moet vaststellen dat er sprake is van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt, dat er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, en dat de arts een onafhankelijke collega moet raadplegen.
Letterlijke wettekst van Artikel 293
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 293 van het Wetboek van Strafrecht:
1. Hij die opzettelijk het leven van een ander beëindigt, wordt, indien de daad op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen geschiedt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. De in het eerste lid omschreven daad is niet strafbaar, indien zij is begaan door een arts die voldoet aan de in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding gestelde zorgvuldigheidseisen en hiervan overeenkomstig artikel 7 van die wet melding heeft gedaan aan de gemeentelijke lijkschouwer.
Samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 293 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2002:AD9609. Deze zaak, bekend als de “Brongersma-zaak”, betrof de euthanasie van de voormalige senator Edward Brongersma.
Feiten van de zaak
Edward Brongersma, een voormalig senator, verzocht zijn huisarts om euthanasie omdat hij zijn leven als voltooid beschouwde en niet langer wilde leven. Brongersma leed niet aan een terminale ziekte, maar ervoer zijn leven als zinloos en uitzichtloos. De huisarts voldeed aan zijn verzoek en voerde euthanasie uit.
Juridische kwesties
De centrale juridische kwestie in deze zaak was of de arts had voldaan aan de zorgvuldigheidseisen zoals vastgelegd in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Specifiek ging het om de vraag of er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, zoals vereist door de wet.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde dat de arts niet had voldaan aan de zorgvuldigheidseisen, omdat er geen sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden in de zin van een medische aandoening. De Hoge Raad benadrukte dat de wet vereist dat het lijden van de patiënt een medische grondslag moet hebben. Omdat Brongersma’s lijden voortkwam uit een gevoel van levensmoeheid en niet uit een medische aandoening, was de arts strafbaar volgens Artikel 293 van het Wetboek van Strafrecht.
Gevolgen van de uitspraak
Deze uitspraak had belangrijke gevolgen voor de interpretatie en toepassing van Artikel 293. Het maakte duidelijk dat de zorgvuldigheidseisen strikt moeten worden nageleefd en dat het lijden van de patiënt een medische grondslag moet hebben om euthanasie of hulp bij zelfdoding te rechtvaardigen. Dit heeft geleid tot een striktere controle en beoordeling van euthanasieverzoeken door artsen en de toetsingscommissies.
Reflectie
Artikel 293 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in de regulering van euthanasie en hulp bij zelfdoding in Nederland. De wetgeving en jurisprudentie rondom dit artikel benadrukken het belang van zorgvuldigheid en medische grondslag bij het beoordelen van euthanasieverzoeken. De Brongersma-zaak illustreert hoe de Hoge Raad deze zorgvuldigheidseisen interpreteert en handhaaft, wat bijdraagt aan een zorgvuldige en verantwoorde toepassing van euthanasiepraktijken in Nederland.