012-3456789

Misdrijven tegen het openbaar gezag

Artikel 190

Inleiding

Artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op het verstrekken van valse informatie aan een ambtenaar. Dit artikel is bedoeld om de integriteit van het openbaar bestuur te waarborgen en te voorkomen dat ambtenaren worden misleid door onjuiste verklaringen. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 190, gevolgd door de letterlijke wettekst en een samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 190

Artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar het opzettelijk verstrekken van valse informatie aan een ambtenaar die belast is met de uitoefening van enig toezicht of enig onderzoek. Dit betekent dat als iemand bewust onjuiste informatie geeft aan een ambtenaar, bijvoorbeeld tijdens een politieonderzoek of een belastingcontrole, deze persoon strafbaar is. Het doel van dit artikel is om te voorkomen dat ambtenaren worden misleid en om de betrouwbaarheid van overheidsinformatie te waarborgen.

Letterlijke wettekst van Artikel 190

De letterlijke tekst van Artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

“Hij die, opzettelijk, aan een ambtenaar, belast met de uitoefening van enig toezicht of enig onderzoek, mondeling of schriftelijk, een valse opgave doet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.”

Button Image

Belangrijke gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 190 een rol speelt, is te vinden in de zaak met ECLI:NL:HR:2010:BM2452. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk verstrekken van valse informatie aan een ambtenaar van de Belastingdienst. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.

Feiten van de zaak

De verdachte in deze zaak was een ondernemer die opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt aan een ambtenaar van de Belastingdienst tijdens een belastingcontrole. De verdachte had in zijn belastingaangifte onjuiste gegevens opgenomen over zijn inkomsten en uitgaven, waardoor hij minder belasting hoefde te betalen. Tijdens de controle had de verdachte ook mondelinge verklaringen afgelegd die niet overeenkwamen met de werkelijke situatie.

Rechtsvraag

De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte opzettelijk valse informatie had verstrekt aan de ambtenaar van de Belastingdienst en daarmee Artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht had overtreden.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat de verdachte inderdaad opzettelijk valse informatie had verstrekt aan de ambtenaar van de Belastingdienst. De rechtbank baseerde haar oordeel op de volgende overwegingen:

  • De verdachte had in zijn belastingaangifte onjuiste gegevens opgenomen over zijn inkomsten en uitgaven.
  • De verdachte had tijdens de belastingcontrole mondelinge verklaringen afgelegd die niet overeenkwamen met de werkelijke situatie.
  • De verdachte had geen plausibele verklaring kunnen geven voor de discrepanties tussen zijn aangifte en de werkelijke situatie.

Op basis van deze overwegingen concludeerde de rechtbank dat de verdachte opzettelijk valse informatie had verstrekt aan de ambtenaar van de Belastingdienst en daarmee Artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht had overtreden.

Oordeel van het gerechtshof

De verdachte ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. Het gerechtshof bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de verdachte inderdaad opzettelijk valse informatie had verstrekt aan de ambtenaar van de Belastingdienst. Het gerechtshof baseerde haar oordeel op dezelfde overwegingen als de rechtbank en wees het hoger beroep van de verdachte af.

Oordeel van de Hoge Raad

De verdachte ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het gerechtshof en oordeelde dat de verdachte opzettelijk valse informatie had verstrekt aan de ambtenaar van de Belastingdienst. De Hoge Raad baseerde haar oordeel op de volgende overwegingen:

  • De verdachte had in zijn belastingaangifte onjuiste gegevens opgenomen over zijn inkomsten en uitgaven.
  • De verdachte had tijdens de belastingcontrole mondelinge verklaringen afgelegd die niet overeenkwamen met de werkelijke situatie.
  • De verdachte had geen plausibele verklaring kunnen geven voor de discrepanties tussen zijn aangifte en de werkelijke situatie.

Op basis van deze overwegingen concludeerde de Hoge Raad dat de verdachte opzettelijk valse informatie had verstrekt aan de ambtenaar van de Belastingdienst en daarmee Artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht had overtreden. De Hoge Raad wees het cassatieberoep van de verdachte af en bevestigde de uitspraak van het gerechtshof.

Samenvatting

Artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar het opzettelijk verstrekken van valse informatie aan een ambtenaar die belast is met de uitoefening van enig toezicht of enig onderzoek. Dit artikel is bedoeld om de integriteit van het openbaar bestuur te waarborgen en te voorkomen dat ambtenaren worden misleid door onjuiste verklaringen. Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt, is te vinden in de zaak met ECLI:NL:HR:2010:BM2452. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk verstrekken van valse informatie aan een ambtenaar van de Belastingdienst. De rechtbank, het gerechtshof en de Hoge Raad oordeelden dat de verdachte inderdaad opzettelijk valse informatie had verstrekt en daarmee Artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht had overtreden.

Plaats een reactie