012-3456789

Overtredingen betreffende de openbare orde

Artikel 435c

Inleiding

Artikel 435c van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat zich richt op het strafbaar stellen van bepaalde gedragingen die de openbare orde kunnen verstoren. Dit artikel is specifiek gericht op het verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding in bepaalde situaties. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 435c inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 435c

Artikel 435c van het Wetboek van Strafrecht maakt het strafbaar om gezichtsbedekkende kleding te dragen in bepaalde openbare ruimtes. Dit omvat onder andere het openbaar vervoer, onderwijsinstellingen, zorginstellingen en overheidsgebouwen. Het doel van dit artikel is om de herkenbaarheid van personen te waarborgen en de openbare orde en veiligheid te bevorderen. Er zijn echter uitzonderingen op dit verbod, bijvoorbeeld voor religieuze, medische of professionele redenen.

Letterlijke wettekst van Artikel 435c

Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 435c van het Wetboek van Strafrecht:

Artikel 435c

Hij die in een voor het publiek bestemd gebouw of voor het openbaar vervoer bestemd middel van vervoer, dan wel in een onderwijsinstelling, zorginstelling of overheidsgebouw, opzettelijk een kledingstuk draagt dat het gezicht geheel of grotendeels bedekt, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Het eerste lid is niet van toepassing indien het dragen van het kledingstuk:

  1. noodzakelijk is ter bescherming van het lichaam in verband met de gezondheid of veiligheid;
  2. noodzakelijk is in verband met de eisen van beroep of sport;
  3. passend is in verband met het deelnemen aan een feestelijke of culturele activiteit;
  4. noodzakelijk is in verband met de uitoefening van godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen.
Button Image

Gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 435c een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:RBDHA:2020:8654. In deze zaak werd een vrouw vervolgd voor het dragen van een niqab in een openbaar gebouw. De rechtbank moest beoordelen of het dragen van de niqab onder de uitzonderingen van Artikel 435c viel.

Feiten van de zaak

De verdachte, een vrouw van Marokkaanse afkomst, droeg een niqab in een gemeentehuis. Zij werd aangesproken door een beveiligingsmedewerker en verzocht om haar gezichtsbedekking af te doen. De vrouw weigerde dit en werd vervolgens door de politie aangehouden en beboet op grond van Artikel 435c.

Standpunten van partijen

De verdediging voerde aan dat het dragen van de niqab een uiting was van de religieuze overtuiging van de verdachte en dat zij daarom onder de uitzondering van Artikel 435c, lid 2, sub d viel. De officier van justitie stelde echter dat de uitzondering niet van toepassing was omdat de openbare orde en veiligheid in het geding waren.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat het dragen van de niqab inderdaad een uiting was van de religieuze overtuiging van de verdachte. Echter, de rechtbank stelde ook vast dat de uitzondering in Artikel 435c, lid 2, sub d niet absoluut is en dat de openbare orde en veiligheid zwaarder wegen in bepaalde situaties. In dit geval achtte de rechtbank het belang van herkenbaarheid in een overheidsgebouw zwaarder wegen dan de religieuze overtuiging van de verdachte.

Uitspraak

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een geldboete van de eerste categorie, conform de strafmaat van Artikel 435c. De rechtbank benadrukte dat de wetgever met dit artikel een balans heeft willen vinden tussen de vrijheid van godsdienst en de noodzaak om de openbare orde en veiligheid te waarborgen.

Belangrijke overwegingen

Deze uitspraak onderstreept enkele belangrijke overwegingen met betrekking tot Artikel 435c:

  • De uitzondering voor religieuze overtuigingen is niet absoluut en kan worden beperkt door de noodzaak om de openbare orde en veiligheid te waarborgen.
  • De rechtbank weegt in dergelijke zaken de belangen van de verdachte af tegen de belangen van de samenleving.
  • Het dragen van gezichtsbedekkende kleding in openbare ruimtes blijft een gevoelig en complex juridisch vraagstuk.
Button Image

Samenvatting

Artikel 435c van het Wetboek van Strafrecht stelt het dragen van gezichtsbedekkende kleding in bepaalde openbare ruimtes strafbaar, met enkele uitzonderingen. Een belangrijke gerechtelijke uitspraak (ECLI:NL:RBDHA:2020:8654) illustreert hoe de rechtbank deze wet toepast en afweegt tegen de vrijheid van godsdienst. De uitspraak benadrukt dat de uitzondering voor religieuze overtuigingen niet absoluut is en dat de openbare orde en veiligheid in bepaalde situaties zwaarder kunnen wegen.

Plaats een reactie