Inleiding
Artikel 460 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat zich richt op het strafbaar stellen van bepaalde gedragingen rondom het betreden van plaatsen waar men geen toegang toe heeft. Dit artikel is specifiek gericht op het beschermen van de integriteit van afgesloten ruimten en het voorkomen van ongeoorloofde toegang. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 460, gevolgd door de letterlijke wettekst en een samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.
Simpele uitleg van Artikel 460
Artikel 460 van het Wetboek van Strafrecht maakt het strafbaar om zonder toestemming een afgesloten ruimte te betreden. Dit kan bijvoorbeeld een woning, een bedrijfspand of een ander soort gebouw zijn dat duidelijk is afgesloten voor onbevoegden. Het doel van dit artikel is om de privacy en eigendomsrechten van individuen en organisaties te beschermen door te voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot hun eigendommen.
Letterlijke wettekst van Artikel 460
De letterlijke tekst van Artikel 460 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
“Hij die zich in een besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk bevindt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.”
Analyse van de wettekst
De wettekst van Artikel 460 kan worden opgesplitst in verschillende elementen die nader moeten worden bekeken om de volledige reikwijdte en toepassing van het artikel te begrijpen:
- “Hij die zich in een besloten lokaal of erf”: Dit verwijst naar een persoon die zich bevindt in een ruimte die duidelijk is afgesloten of bedoeld is om onbevoegden buiten te houden. Dit kan een gebouw, een afgesloten terrein of een ander soort besloten ruimte zijn.
- “bij een ander in gebruik”: Dit betekent dat de ruimte in kwestie in gebruik is door iemand anders dan de persoon die zich daar bevindt. Het kan gaan om privé-eigendom, bedrijfsruimte of een ander soort eigendom dat door een ander wordt gebruikt.
- “wederrechtelijk bevindt”: Dit betekent dat de persoon zich zonder toestemming of rechtmatige reden in de ruimte bevindt. Het gaat hier om een onrechtmatige aanwezigheid.
- “wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie”: Dit geeft de strafmaat aan voor het overtreden van dit artikel. De straf kan bestaan uit een gevangenisstraf van maximaal een maand of een geldboete van de tweede categorie.
Gerechtelijke uitspraak: ECLI:NL:HR:2010:BM0787
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 460 een rol speelt, is de zaak met ECLI-nummer ECLI:NL:HR:2010:BM0787. Deze zaak werd behandeld door de Hoge Raad der Nederlanden en biedt inzicht in de toepassing van Artikel 460 in de praktijk.
Feiten van de zaak
In deze zaak betrof het een verdachte die zonder toestemming een afgesloten bedrijfspand was binnengegaan. De verdachte had geen rechtmatige reden om zich in het pand te bevinden en was betrapt door de eigenaar van het pand. De eigenaar had de politie ingeschakeld, die de verdachte vervolgens had aangehouden.
Rechtsvraag
De centrale rechtsvraag in deze zaak was of de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het wederrechtelijk bevinden in een besloten lokaal of erf, zoals bedoeld in Artikel 460 van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich inderdaad schuldig had gemaakt aan het overtreden van Artikel 460. De verdachte had zonder toestemming een afgesloten ruimte betreden die in gebruik was door een ander, en had daarmee de privacy en eigendomsrechten van de eigenaar geschonden. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van twee weken op, wat binnen de strafmaat van Artikel 460 valt.
Hoger beroep
De verdachte ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep voerde de verdachte aan dat hij niet op de hoogte was van het feit dat het pand afgesloten was en dat hij geen kwaad in de zin had. Het gerechtshof oordeelde echter dat de verdachte zich bewust had moeten zijn van het feit dat hij zonder toestemming een afgesloten ruimte betrad en dat zijn intenties niet relevant waren voor de toepassing van Artikel 460. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en handhaafde de opgelegde straf.
Oordeel van de Hoge Raad
De verdachte ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte zich wederrechtelijk in een besloten lokaal had bevonden en dat de opgelegde straf in overeenstemming was met de strafmaat van Artikel 460. De Hoge Raad benadrukte dat het doel van Artikel 460 is om de privacy en eigendomsrechten van individuen en organisaties te beschermen en dat het betreden van een afgesloten ruimte zonder toestemming een ernstige schending van deze rechten vormt.
Belang van de uitspraak
De uitspraak in deze zaak is van groot belang omdat het de toepassing van Artikel 460 in de praktijk verduidelijkt. Het bevestigt dat het betreden van een afgesloten ruimte zonder toestemming een strafbaar feit is, ongeacht de intenties van de dader. De uitspraak benadrukt ook het belang van het beschermen van de privacy en eigendomsrechten van individuen en organisaties, en de rol van Artikel 460 in het handhaven van deze rechten.
Conclusie
Artikel 460 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in het beschermen van de privacy en eigendomsrechten van individuen en organisaties door het strafbaar stellen van het wederrechtelijk betreden van afgesloten ruimten. De letterlijke wettekst en de analyse daarvan maken duidelijk dat dit artikel gericht is op het voorkomen van ongeoorloofde toegang tot besloten ruimten. De gerechtelijke uitspraak met ECLI-nummer ECLI:NL:HR:2010:BM0787 biedt een waardevol inzicht in de toepassing van Artikel 460 in de praktijk en bevestigt het belang van dit artikel in het handhaven van de rechten van eigenaren en gebruikers van afgesloten ruimten.