012-3456789

Overtredingen betreffende het openbaar gezag

Artikel 446

Inleiding

Artikel 446 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op het misdrijf van oplichting. Dit artikel beschrijft de strafbaarstelling van het opzettelijk misleiden van een ander met het doel om zichzelf of een ander te bevoordelen. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 446 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 446

Artikel 446 van het Wetboek van Strafrecht richt zich op het strafbaar stellen van oplichting. Oplichting houdt in dat iemand door middel van bedrog, valse voorstellingen of andere misleidende handelingen een ander beweegt tot het afgeven van geld, goederen of andere waardevolle zaken. Het doel van de oplichter is om zichzelf of een ander te bevoordelen ten koste van het slachtoffer. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het gebruik van valse namen, valse hoedanigheden, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels.

Letterlijke wettekst van Artikel 446

De letterlijke tekst van Artikel 446 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

“Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam of valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, tot het aangaan van een schuld of tot het tenietdoen van een schuld, wordt als schuldig aan oplichting gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.”

Button Image

Belangrijke gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 446 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van oplichting door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en het gebruik van listige kunstgrepen. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.

Feiten van de zaak

De verdachte, in deze zaak aangeduid als de heer X, had zich voorgedaan als een vertegenwoordiger van een gerenommeerd bedrijf. Hij benaderde verschillende slachtoffers met de belofte van lucratieve investeringsmogelijkheden. De heer X gebruikte valse documenten en vervalste handtekeningen om zijn verhaal kracht bij te zetten. Hij slaagde erin om meerdere slachtoffers te overtuigen om aanzienlijke geldbedragen aan hem over te maken, met de belofte van hoge rendementen op hun investeringen.

Rechtsvraag

De centrale vraag in deze zaak was of de handelingen van de heer X konden worden gekwalificeerd als oplichting in de zin van Artikel 446 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voerde aan dat de slachtoffers vrijwillig hun geld hadden overgemaakt en dat er geen sprake was van dwang of bedreiging.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat de heer X schuldig was aan oplichting. De rechtbank stelde vast dat de heer X opzettelijk valse voorstellingen had gedaan en listige kunstgrepen had gebruikt om de slachtoffers te misleiden. De slachtoffers waren door deze misleidende handelingen bewogen tot het afgeven van geldbedragen, waardoor de heer X zichzelf wederrechtelijk had bevoordeeld. De rechtbank veroordeelde de heer X tot een gevangenisstraf van drie jaar en een geldboete van de vijfde categorie.

Hoger beroep

De heer X ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep voerde de verdediging opnieuw aan dat de slachtoffers vrijwillig hun geld hadden overgemaakt en dat er geen sprake was van dwang of bedreiging. Het gerechtshof oordeelde echter dat de handelingen van de heer X duidelijk onder de definitie van oplichting vielen zoals beschreven in Artikel 446. Het hof bevestigde de veroordeling van de heer X en handhaafde de opgelegde straf.

Conclusie van de Hoge Raad

De heer X ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat de handelingen van de heer X duidelijk voldeden aan de criteria van oplichting zoals beschreven in Artikel 446. De Hoge Raad wees erop dat de slachtoffers door de misleidende handelingen van de heer X waren bewogen tot het afgeven van geldbedragen, waardoor de heer X zichzelf wederrechtelijk had bevoordeeld. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en bevestigde de veroordeling van de heer X.

Samenvatting

Artikel 446 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk artikel dat betrekking heeft op het misdrijf van oplichting. Dit artikel stelt strafbaar het opzettelijk misleiden van een ander met het doel om zichzelf of een ander te bevoordelen. De letterlijke tekst van Artikel 446 beschrijft de verschillende manieren waarop oplichting kan plaatsvinden, zoals het aannemen van een valse naam, het gebruik van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels.

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 446 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte schuldig bevonden aan oplichting door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en het gebruik van listige kunstgrepen. De rechtbank, het gerechtshof en de Hoge Raad oordeelden dat de handelingen van de verdachte duidelijk onder de definitie van oplichting vielen zoals beschreven in Artikel 446. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een geldboete van de vijfde categorie.

Deze zaak illustreert het belang van Artikel 446 in het bestrijden van oplichting en het beschermen van slachtoffers tegen misleidende en bedrieglijke handelingen. Het artikel biedt een juridisch kader voor het bestraffen van oplichters en het handhaven van de rechtsorde in Nederland.

Plaats een reactie