Inleiding
Artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht is een cruciaal onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving. Dit artikel behandelt de strafbaarheid van pogingen tot het plegen van een misdrijf. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 45 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt, inclusief de ECLI-bronvermelding.
Simpele uitleg van Artikel 45
Artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat een poging tot het plegen van een misdrijf strafbaar is. Dit betekent dat iemand die probeert een misdrijf te plegen, maar hierin niet slaagt, toch strafrechtelijk vervolgd kan worden. De wet stelt dat er sprake moet zijn van een “begin van uitvoering” van het misdrijf en dat de poging niet vrijwillig moet zijn gestaakt. Dit artikel is van groot belang omdat het voorkomt dat personen ongestraft blijven wanneer zij een misdrijf proberen te plegen, zelfs als het misdrijf uiteindelijk niet wordt voltooid.
Letterlijke wettekst van Artikel 45
De letterlijke tekst van Artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
1. Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
2. Het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld, wordt bij poging met een derde verminderd.
3. Indien het misdrijf waarop de poging is gericht, niet meer dan tien jaren gevangenisstraf bedreigt, kan de gevangenisstraf voor poging met zes jaren worden verhoogd.
Belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 45 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2010:BL2823. In deze zaak werd de verdachte vervolgd voor een poging tot moord. De Hoge Raad moest beoordelen of er sprake was van een “begin van uitvoering” zoals bedoeld in Artikel 45.
Feiten van de zaak
De verdachte had een plan opgevat om een persoon te vermoorden. Hij had een vuurwapen aangeschaft en was naar de woning van het slachtoffer gegaan. Bij aankomst had hij het vuurwapen geladen en was hij naar de voordeur van het slachtoffer gelopen. Op dat moment werd hij echter door de politie aangehouden voordat hij de kans kreeg om het misdrijf te voltooien.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de handelingen van de verdachte konden worden aangemerkt als een “begin van uitvoering” van de moord, zoals vereist door Artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde dat er in dit geval inderdaad sprake was van een begin van uitvoering. De verdachte had concrete stappen ondernomen die direct gericht waren op het voltooien van het misdrijf. Het aanschaffen van het vuurwapen, het laden ervan en het naar de woning van het slachtoffer gaan, werden gezien als handelingen die voldoende waren om te spreken van een begin van uitvoering.
Conclusie van de Hoge Raad
De Hoge Raad bevestigde dat de verdachte schuldig was aan poging tot moord en dat de strafbaarheid van zijn handelingen viel onder de reikwijdte van Artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf, waarbij de straf werd verminderd met een derde, zoals voorgeschreven in het tweede lid van Artikel 45.
Samenvatting van de uitspraak
In de zaak met ECLI:NL:HR:2010:BL2823 werd de verdachte vervolgd voor een poging tot moord. De Hoge Raad moest beoordelen of de handelingen van de verdachte konden worden aangemerkt als een “begin van uitvoering” zoals bedoeld in Artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had een vuurwapen aangeschaft, geladen en was naar de woning van het slachtoffer gegaan. De Hoge Raad oordeelde dat deze handelingen voldoende waren om te spreken van een begin van uitvoering en bevestigde de strafbaarheid van de poging tot moord. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf, waarbij de straf werd verminderd met een derde, conform het tweede lid van Artikel 45.
Overwegingen
Artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht speelt een essentiële rol in het Nederlandse strafrechtssysteem. Het zorgt ervoor dat personen die een misdrijf proberen te plegen, maar hierin niet slagen, toch strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden. Dit artikel voorkomt dat potentiële daders ongestraft blijven en draagt bij aan de preventie van misdrijven. De zaak met ECLI:NL:HR:2010:BL2823 illustreert hoe de Hoge Raad de criteria van een “begin van uitvoering” toepast en bevestigt de strafbaarheid van pogingen tot misdrijven.