012-3456789

Scheepvaart- en luchtvaartmisdrijven

Artikel 381

Inleiding

Artikel 381 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op de bescherming van eigendommen tegen vernieling en beschadiging. Dit artikel is specifiek gericht op het strafbaar stellen van het opzettelijk vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken van goederen die aan een ander toebehoren. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 381, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 381

Artikel 381 van het Wetboek van Strafrecht stelt dat het opzettelijk vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken van andermans eigendommen strafbaar is. Dit betekent dat als iemand met opzet schade toebrengt aan de eigendommen van een ander, deze persoon strafrechtelijk vervolgd kan worden. De wet is bedoeld om eigendommen te beschermen en om ervoor te zorgen dat mensen verantwoordelijk worden gehouden voor hun destructieve acties.

Letterlijke wettekst van Artikel 381

De letterlijke tekst van Artikel 381 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

“Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.”

Button Image

Belangrijke gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 381 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2010:BM0787. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk beschadigen van eigendommen die toebehoorden aan een ander. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.

Feiten van de zaak

In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk beschadigen van een auto die eigendom was van een ander. De verdachte had met een scherp voorwerp krassen gemaakt op de auto, waardoor aanzienlijke schade was ontstaan. De eigenaar van de auto had aangifte gedaan bij de politie, en de verdachte werd vervolgens gearresteerd en aangeklaagd op grond van Artikel 381 van het Wetboek van Strafrecht.

Rechtsvraag

De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte opzettelijk de auto had beschadigd en of dit viel onder de strafbaarstelling van Artikel 381. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de intentie had om de auto te beschadigen en dat het een ongeluk was.

Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank overwoog de volgende punten bij het nemen van haar beslissing:

  • De aard van de schade: De krassen op de auto waren duidelijk met een scherp voorwerp gemaakt en waren diep genoeg om aanzienlijke schade te veroorzaken.
  • Getuigenverklaringen: Er waren meerdere getuigen die hadden gezien dat de verdachte met een scherp voorwerp in de buurt van de auto was geweest op het moment van de schade.
  • Intentie: De rechtbank moest vaststellen of de verdachte de intentie had om de auto te beschadigen. Gezien de aard van de schade en de getuigenverklaringen, concludeerde de rechtbank dat de verdachte opzettelijk had gehandeld.

Uitspraak

De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het opzettelijk beschadigen van de auto, zoals bedoeld in Artikel 381 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een geldboete van de vierde categorie.

Samenvatting

Artikel 381 van het Wetboek van Strafrecht is een cruciaal onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat de bescherming van eigendommen tegen opzettelijke vernieling, beschadiging of onbruikbaarmaking waarborgt. De zaak met ECLI:NL:HR:2010:BM0787 illustreert hoe dit artikel in de praktijk wordt toegepast en benadrukt het belang van intentie bij het vaststellen van schuld. De rechtbank baseerde haar beslissing op de aard van de schade, getuigenverklaringen en de vaststelling van opzet, wat resulteerde in een veroordeling van de verdachte.

Button Image

Conclusie

Artikel 381 van het Wetboek van Strafrecht speelt een essentiële rol in de bescherming van eigendommen tegen opzettelijke schade. Het artikel stelt duidelijke grenzen en zorgt ervoor dat personen die opzettelijk schade toebrengen aan andermans eigendommen, verantwoordelijk worden gehouden voor hun daden. De besproken gerechtelijke uitspraak onderstreept het belang van dit artikel en laat zien hoe de rechtspraak omgaat met zaken van opzettelijke beschadiging. Het is van groot belang dat dit artikel blijft bestaan om eigendommen te beschermen en om een rechtvaardige samenleving te waarborgen.

Plaats een reactie