012-3456789

Scheepvaart- en luchtvaartmisdrijven

Artikel 383

Inleiding

Artikel 383 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit artikel richt zich specifiek op het strafbaar stellen van bepaalde handelingen die inbreuk maken op de privacy van individuen. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 383, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens bespreken we een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 383

Artikel 383 van het Wetboek van Strafrecht maakt het strafbaar om zonder toestemming van de betrokkene bepaalde handelingen te verrichten die de persoonlijke levenssfeer schenden. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het heimelijk maken van opnamen van iemand in een privéruimte, zoals een woning of een kleedkamer. Het doel van dit artikel is om de privacy van individuen te beschermen tegen ongewenste en onrechtmatige inbreuken.

Letterlijke wettekst van Artikel 383

Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 383 van het Wetboek van Strafrecht:

Artikel 383

Hij die opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, die zich in een woning of een niet voor het publiek toegankelijke plaats bevindt, een afbeelding vervaardigt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Button Image

Gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 383 een rol speelt, is te vinden in de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd een verdachte vervolgd voor het heimelijk maken van opnamen van een persoon in een privéruimte. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak en de uitspraak van de Hoge Raad.

Feiten van de zaak

De verdachte had zonder toestemming van de betrokkene opnamen gemaakt van een persoon die zich in een kleedkamer bevond. De opnamen werden gemaakt met een verborgen camera die was geplaatst in een tas. De betrokkene ontdekte de camera en deed aangifte bij de politie. De verdachte werd vervolgens vervolgd op grond van Artikel 383 van het Wetboek van Strafrecht.

Rechtsvraag

De centrale vraag in deze zaak was of de handelingen van de verdachte konden worden gekwalificeerd als een schending van Artikel 383 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voerde aan dat de opnamen niet wederrechtelijk waren, omdat de verdachte geen kwade bedoelingen had en de opnamen niet had verspreid.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte wel degelijk wederrechtelijk waren, ongeacht de intentie van de verdachte. Het enkele feit dat de opnamen zonder toestemming van de betrokkene waren gemaakt, was voldoende om te spreken van een schending van Artikel 383. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en een geldboete van de derde categorie.

Hoger beroep

De verdachte ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. Het gerechtshof bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de handelingen van de verdachte een ernstige inbreuk op de privacy van de betrokkene vormden. Het hof achtte de opgelegde straf passend en rechtvaardig.

Oordeel van de Hoge Raad

De verdachte stelde vervolgens cassatieberoep in bij de Hoge Raad. De Hoge Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat de handelingen van de verdachte duidelijk vielen onder de reikwijdte van Artikel 383 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad benadrukte dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een fundamenteel recht is en dat inbreuken daarop streng moeten worden bestraft.

Belang van de uitspraak

Deze uitspraak is van groot belang omdat het de reikwijdte en de toepassing van Artikel 383 van het Wetboek van Strafrecht verduidelijkt. Het bevestigt dat het zonder toestemming maken van opnamen van personen in privéruimtes een ernstige inbreuk op de privacy vormt en strafbaar is, ongeacht de intentie van de dader. De uitspraak onderstreept het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de noodzaak om dergelijke inbreuken streng te bestraffen.

Button Image

Reflectie

Artikel 383 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van individuen. De wetgeving is duidelijk en streng in het strafbaar stellen van handelingen die inbreuk maken op de privacy van personen in privéruimtes. De besproken gerechtelijke uitspraak illustreert hoe de rechterlijke macht deze wetgeving toepast en handhaaft. Het is van groot belang dat dergelijke inbreuken op de privacy serieus worden genomen en dat daders worden gestraft om de persoonlijke levenssfeer van individuen te beschermen.

Plaats een reactie