Inleiding
Artikel 385 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op de bescherming van de persoonlijke vrijheid en integriteit van individuen. Dit artikel behandelt specifiek de strafbaarstelling van bepaalde vormen van bedreiging. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 385, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt.
Simpele uitleg van Artikel 385
Artikel 385 van het Wetboek van Strafrecht maakt het strafbaar om iemand te bedreigen met een misdrijf dat gevaar voor het leven of de gezondheid van die persoon kan opleveren. Dit betekent dat als iemand een ander dreigt met bijvoorbeeld moord, zware mishandeling of een ander ernstig misdrijf, deze bedreiging strafbaar is. Het doel van dit artikel is om mensen te beschermen tegen angst en intimidatie die kan voortvloeien uit dergelijke bedreigingen.
Letterlijke wettekst van Artikel 385
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 385 van het Wetboek van Strafrecht:
Artikel 385
Hij die een ander mondeling, bij geschrift of afbeelding, of door feitelijkheden, bedreigt met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling, met verkrachting, met een aanranding van de eerbaarheid, met gijzeling, met brandstichting, met een gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen, met een gevaar voor de verlening van diensten door nutsbedrijven, of met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 385 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het bedreigen van een ander met zware mishandeling. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.
Feiten van de zaak
De verdachte had tijdens een ruzie met het slachtoffer meerdere malen gedreigd om hem zwaar te mishandelen. Deze bedreigingen werden zowel mondeling als via sms-berichten geuit. Het slachtoffer voelde zich hierdoor ernstig geïntimideerd en deed aangifte bij de politie.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de uitlatingen van de verdachte konden worden gekwalificeerd als bedreiging in de zin van Artikel 385 van het Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overwoog dat voor een veroordeling op grond van Artikel 385 vereist is dat de bedreiging van dien aard is dat bij het slachtoffer de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd, ook daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. De rechtbank stelde vast dat de uitlatingen van de verdachte, gezien de context en de ernst van de dreigementen, inderdaad als zodanig konden worden gekwalificeerd.
Uitspraak
De rechtbank achtte de bedreiging bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield hierbij rekening met de ernst van de bedreigingen en de impact op het slachtoffer.
Samenvatting
Artikel 385 van het Wetboek van Strafrecht is een cruciaal artikel dat de strafbaarstelling van bedreigingen regelt. Het beschermt individuen tegen angst en intimidatie door het strafbaar stellen van bedreigingen met ernstige misdrijven. De zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 illustreert hoe de rechterlijke macht dit artikel toepast en benadrukt het belang van context en ernst bij het beoordelen van bedreigingen. Het is duidelijk dat de wetgever en de rechterlijke macht een sterke positie innemen tegen bedreigingen om de persoonlijke veiligheid en integriteit van individuen te waarborgen.