Artikel 389 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op het misdrijf van valsheid in geschrifte. Dit artikel is van groot belang voor het waarborgen van de integriteit en betrouwbaarheid van schriftelijke documenten in zowel de publieke als de private sector. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 389 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een samenvatting geven van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.
Simpele uitleg van Artikel 389
Artikel 389 van het Wetboek van Strafrecht behandelt het strafbaar stellen van het opzettelijk vervalsen of valselijk opmaken van een geschrift met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken. Dit betekent dat iemand die een document vervalst of een vals document maakt en dit vervolgens gebruikt alsof het echt is, strafbaar is onder dit artikel. Het doel van dit artikel is om de betrouwbaarheid van documenten te waarborgen en fraude te voorkomen.
Letterlijke wettekst van Artikel 389
De letterlijke tekst van Artikel 389 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
“Hij die opzettelijk een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt, indien uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
Samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 389 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het vervalsen van een notariële akte met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.
Feiten van de zaak
De verdachte in deze zaak was een notaris die beschuldigd werd van het vervalsen van een notariële akte. De akte betrof de overdracht van een stuk grond, waarbij de verdachte opzettelijk onjuiste informatie had opgenomen over de identiteit van de koper. De koper was in werkelijkheid een stroman, terwijl de werkelijke koper een derde partij was die niet in de akte werd genoemd. De verdachte had de akte vervolgens gebruikt om de overdracht van de grond te voltooien.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte schuldig was aan het opzettelijk vervalsen van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, zoals bedoeld in Artikel 389 van het Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen van de Hoge Raad
De Hoge Raad overwoog dat de notariële akte in kwestie inderdaad een geschrift was dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen. De akte had immers betrekking op de overdracht van eigendom van een stuk grond, wat een juridisch relevant feit is. Verder stelde de Hoge Raad vast dat de verdachte opzettelijk onjuiste informatie in de akte had opgenomen en deze had gebruikt om de overdracht van de grond te voltooien.
De Hoge Raad benadrukte dat het oogmerk van de verdachte om de akte als echt en onvervalst te gebruiken, duidelijk bleek uit het feit dat de akte daadwerkelijk was gebruikt om de overdracht van de grond te realiseren. Bovendien kon uit het gebruik van de vervalste akte enig nadeel ontstaan, aangezien de werkelijke koper niet in de akte werd genoemd en daardoor mogelijk juridische problemen kon ondervinden.
Uitspraak
De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte schuldig was aan het opzettelijk vervalsen van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, zoals bedoeld in Artikel 389 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar.
Belang van de uitspraak
Deze uitspraak is van groot belang omdat het de reikwijdte en de toepassing van Artikel 389 van het Wetboek van Strafrecht verduidelijkt. Het bevestigt dat notariële akten onder de reikwijdte van dit artikel vallen en dat het opzettelijk opnemen van onjuiste informatie in dergelijke akten strafbaar is. Bovendien benadrukt de uitspraak het belang van het oogmerk om het vervalste document als echt en onvervalst te gebruiken, evenals het potentiële nadeel dat uit het gebruik van een dergelijk document kan voortvloeien.
Conclusie
Artikel 389 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in het waarborgen van de integriteit en betrouwbaarheid van schriftelijke documenten in Nederland. Het stelt het opzettelijk vervalsen of valselijk opmaken van een geschrift met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken strafbaar. De besproken gerechtelijke uitspraak illustreert hoe dit artikel in de praktijk wordt toegepast en onderstreept het belang van nauwkeurigheid en eerlijkheid in schriftelijke documenten. Door de handhaving van dit artikel wordt fraude bestreden en wordt het vertrouwen in schriftelijke documenten behouden.