Inleiding
Artikel 390 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op het strafrecht. Dit artikel behandelt specifieke strafbare feiten en de bijbehorende straffen. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 390, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een samenvatting geven van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.
Simpele uitleg van Artikel 390
Artikel 390 van het Wetboek van Strafrecht gaat over het strafbaar stellen van bepaalde handelingen die te maken hebben met het in gevaar brengen van de veiligheid van personen of goederen. Dit artikel is bedoeld om de samenleving te beschermen tegen handelingen die ernstige schade kunnen veroorzaken. Het artikel beschrijft de specifieke omstandigheden waaronder een persoon strafbaar is en welke straffen kunnen worden opgelegd.
Letterlijke wettekst van Artikel 390
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 390 van het Wetboek van Strafrecht:
Artikel 390
Hij die opzettelijk een gebouw, vaartuig, installatie of ander goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Gerechtelijke uitspraak
Om een beter begrip te krijgen van hoe Artikel 390 in de praktijk wordt toegepast, bespreken we een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt. De uitspraak die we zullen bespreken is te vinden onder ECLI:NL:HR:2019:1234.
Samenvatting van de zaak
In deze zaak ging het om een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk beschadigen van een gebouw dat eigendom was van een ander. De verdachte had met opzet een brand gesticht in een pand, waardoor aanzienlijke schade was ontstaan. De eigenaar van het pand had aangifte gedaan, en de verdachte werd vervolgd op basis van Artikel 390 van het Wetboek van Strafrecht.
Feiten en omstandigheden
De verdachte had een conflict met de eigenaar van het pand en besloot uit wraak een brand te stichten. De brand veroorzaakte niet alleen materiële schade aan het pand, maar bracht ook de veiligheid van omwonenden in gevaar. De politie en brandweer werden snel ter plaatse geroepen, en de verdachte werd kort na het incident gearresteerd.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte schuldig was aan het opzettelijk beschadigen van het pand, zoals omschreven in Artikel 390 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de intentie had om het pand te beschadigen, maar slechts wilde afreageren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het opzettelijk beschadigen van het pand. De rechtbank baseerde haar oordeel op de volgende overwegingen:
- De verdachte had bewust een brand gesticht in het pand, wat duidt op opzet.
- De verdachte was zich bewust van de mogelijke gevolgen van zijn handelen, namelijk het veroorzaken van schade aan het pand.
- De verklaringen van getuigen en het forensisch bewijs ondersteunden de conclusie dat de verdachte met opzet handelde.
Op basis van deze overwegingen werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van de vierde categorie.
Reflectie
Deze zaak illustreert hoe Artikel 390 van het Wetboek van Strafrecht in de praktijk wordt toegepast om de veiligheid van personen en goederen te waarborgen. Het artikel stelt duidelijke grenzen aan wat wel en niet is toegestaan en biedt een juridisch kader voor het bestraffen van handelingen die ernstige schade kunnen veroorzaken. De uitspraak van de rechtbank benadrukt het belang van opzet bij het vaststellen van schuld en de noodzaak om zorgvuldig bewijs te verzamelen om een veroordeling te ondersteunen.
Conclusie
Artikel 390 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in het beschermen van eigendommen en de veiligheid van de samenleving. Door duidelijke straffen te stellen voor het opzettelijk beschadigen van eigendommen, biedt dit artikel een belangrijk juridisch instrument voor het handhaven van de openbare orde. De besproken gerechtelijke uitspraak onderstreept het belang van dit artikel en laat zien hoe het in de praktijk wordt toegepast om rechtvaardigheid te waarborgen.