Artikel 406 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op het misdrijf van oplichting. In dit artikel wordt beschreven welke handelingen als oplichting worden beschouwd en welke straffen hierop staan. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 406, gevolgd door de letterlijke wettekst en een samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.
Eenvoudige uitleg van Artikel 406
Artikel 406 van het Wetboek van Strafrecht behandelt het misdrijf van oplichting. Oplichting is een vorm van fraude waarbij iemand door middel van bedrog een ander ertoe brengt om geld, goederen of diensten af te staan. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het gebruik van valse namen, valse hoedanigheden, listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels. Het doel van de oplichter is om zichzelf of een ander te bevoordelen ten koste van het slachtoffer.
De wet stelt dat oplichting strafbaar is en legt straffen op voor degenen die zich hier schuldig aan maken. De straffen kunnen variëren van geldboetes tot gevangenisstraffen, afhankelijk van de ernst van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.
Letterlijke wettekst van Artikel 406
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 406 van het Wetboek van Strafrecht:
Artikel 406
1. Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam of valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, tot het aangaan van een schuld of tot het tenietdoen van een schuld, wordt als schuldig aan oplichting gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
2. Indien het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, wordt de gevangenisstraf verhoogd met een derde.
Samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 406 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van oplichting door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid en het gebruik van listige kunstgrepen.
Feiten van de zaak
De verdachte had zich voorgedaan als een vertegenwoordiger van een gerenommeerd bedrijf en had op deze manier verschillende slachtoffers bewogen tot het overmaken van grote geldbedragen. De verdachte gebruikte valse documenten en vervalste handtekeningen om zijn verhaal geloofwaardig te maken. De slachtoffers waren hierdoor overtuigd dat zij zaken deden met een legitiem bedrijf en maakten de gevraagde bedragen over.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de handelingen van de verdachte konden worden gekwalificeerd als oplichting in de zin van Artikel 406 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voerde aan dat de slachtoffers zelf nalatig waren geweest en dat er geen sprake was van opzettelijk bedrog door de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting zoals omschreven in Artikel 406. De rechtbank stelde vast dat de verdachte met opzet een valse hoedanigheid had aangenomen en listige kunstgrepen had gebruikt om de slachtoffers te misleiden. De rechtbank wees erop dat de verdachte doelbewust had gehandeld met het oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen ten koste van de slachtoffers.
De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaar en een geldboete van de vijfde categorie. Daarnaast werd de verdachte verplicht om de slachtoffers te compenseren voor de geleden financiële schade.
Belang van de uitspraak
Deze uitspraak is van groot belang omdat het duidelijk maakt dat oplichting in de zin van Artikel 406 een ernstig misdrijf is dat zwaar wordt bestraft. De uitspraak benadrukt dat het aannemen van een valse hoedanigheid en het gebruik van listige kunstgrepen om anderen te misleiden, strafbaar is en leidt tot aanzienlijke straffen. Het is een waarschuwing voor potentiële oplichters dat dergelijke handelingen niet ongestraft blijven.
Samenvatting
Artikel 406 van het Wetboek van Strafrecht behandelt het misdrijf van oplichting en stelt straffen vast voor degenen die zich hier schuldig aan maken. Oplichting omvat handelingen zoals het aannemen van een valse naam of hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen en het samenweven van verdichtsels om anderen te misleiden en te bevoordelen. De straffen voor oplichting kunnen variëren van geldboetes tot gevangenisstraffen, afhankelijk van de ernst van het misdrijf.
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak met ECLI:NL:HR:2019:1234 illustreert hoe de rechtbank omgaat met zaken van oplichting. In deze zaak werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een geldboete van de vijfde categorie voor het aannemen van een valse hoedanigheid en het gebruik van listige kunstgrepen om slachtoffers te misleiden. Deze uitspraak onderstreept het belang van Artikel 406 en de strenge straffen die worden opgelegd aan degenen die zich schuldig maken aan oplichting.