Artikel 412 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving. Dit artikel behandelt de strafbaarstelling van bepaalde vormen van oplichting en verduistering. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 412 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt, inclusief de ECLI-bronvermelding.
Eenvoudige uitleg van Artikel 412
Artikel 412 van het Wetboek van Strafrecht richt zich op de strafbaarstelling van oplichting en verduistering. Oplichting houdt in dat iemand door middel van bedrog een ander beweegt tot het afgeven van geld, goederen of andere waardevolle zaken. Verduistering betekent dat iemand zich goederen of geld toe-eigent die hem zijn toevertrouwd, zonder dat hij daar recht op heeft.
Dit artikel is bedoeld om mensen te beschermen tegen frauduleuze handelingen en om ervoor te zorgen dat degenen die zich schuldig maken aan dergelijke misdrijven, gestraft worden. De straffen die in Artikel 412 worden genoemd, variëren afhankelijk van de ernst van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.
Letterlijke wettekst van Artikel 412
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 412 van het Wetboek van Strafrecht:
Artikel 412
1. Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wederrechtelijk zich toe-eigent, wordt, indien hij het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een misdrijf, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Indien het misdrijf wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 412 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van verduistering van een aanzienlijk geldbedrag dat hem was toevertrouwd door zijn werkgever. Hieronder volgt een samenvatting van de uitspraak.
Samenvatting van de uitspraak
In de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 stond de verdachte terecht voor het verduisteren van een bedrag van €100.000 dat hem door zijn werkgever was toevertrouwd. De verdachte werkte als financieel manager bij een groot bedrijf en had toegang tot de bankrekeningen van het bedrijf. Hij had het geld in de loop van enkele maanden overgeboekt naar zijn persoonlijke rekening en gebruikte het voor persoonlijke uitgaven.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering zoals bedoeld in Artikel 412 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overwoog dat de verdachte het geld onder zijn bereik had gebracht door middel van zijn functie en dat hij het opzettelijk en wederrechtelijk had toegeëigend. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en een geldboete van €50.000.
De verdachte ging in hoger beroep tegen de uitspraak, maar het gerechtshof bevestigde de beslissing van de rechtbank. Het hof benadrukte dat de verdachte een vertrouwenspositie had misbruikt en dat zijn handelen ernstige financiële schade had veroorzaakt voor zijn werkgever. Het hof achtte de opgelegde straf passend en rechtvaardig gezien de ernst van het misdrijf en de omstandigheden van de zaak.
De verdachte ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad, maar de Hoge Raad verwierp het cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de feiten en omstandigheden van de zaak juist had beoordeeld en dat de opgelegde straf in overeenstemming was met de wet en de jurisprudentie.
Samenvatting
Artikel 412 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in de bestrijding van oplichting en verduistering in Nederland. Het artikel stelt straffen vast voor degenen die zich schuldig maken aan het wederrechtelijk toe-eigenen van goederen of geld dat hen is toevertrouwd. De zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 illustreert hoe de rechterlijke macht dit artikel toepast om fraudeurs te bestraffen en recht te doen aan de slachtoffers van dergelijke misdrijven. Het is van groot belang dat dit artikel strikt wordt gehandhaafd om het vertrouwen in financiële en zakelijke relaties te waarborgen.