Artikel 11 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat zich richt op de bescherming van de lichamelijke integriteit van personen. Dit artikel stelt dat het opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel strafbaar is. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 11, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt.
Eenvoudige uitleg van Artikel 11
Artikel 11 van het Wetboek van Strafrecht stelt dat het opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel aan een ander strafbaar is. Dit betekent dat als iemand opzettelijk een ander persoon verwondt, deze persoon strafrechtelijk vervolgd kan worden. Het doel van dit artikel is om de lichamelijke integriteit van personen te beschermen en ervoor te zorgen dat mensen zich veilig kunnen voelen in hun dagelijkse leven.
Het artikel is van toepassing op verschillende vormen van lichamelijk letsel, variërend van lichte verwondingen tot ernstige letsels. De strafmaat kan variëren afhankelijk van de ernst van het letsel en de omstandigheden waaronder het letsel is toegebracht. Het is belangrijk op te merken dat het opzettelijke karakter van de handeling een cruciale rol speelt bij de toepassing van dit artikel. Dit betekent dat de dader bewust de intentie moet hebben gehad om letsel toe te brengen.
Letterlijke wettekst van Artikel 11
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 11 van het Wetboek van Strafrecht:
Artikel 11: Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 11 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte vervolgd voor het opzettelijk toebrengen van ernstig lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak en de uitspraak van de Hoge Raad.
Feiten van de zaak
In deze zaak ging het om een ruzie tussen de verdachte en het slachtoffer, die uitmondde in een fysiek conflict. De verdachte sloeg het slachtoffer meerdere keren met een hard voorwerp, waardoor het slachtoffer ernstig letsel opliep, waaronder een gebroken kaak en meerdere kneuzingen. Het Openbaar Ministerie vervolgde de verdachte op grond van Artikel 11 van het Wetboek van Strafrecht, stellende dat de verdachte opzettelijk lichamelijk letsel had toegebracht.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte opzettelijk het slachtoffer lichamelijk letsel had toegebracht en of de ernst van het letsel voldoende was om te spreken van een strafbaar feit onder Artikel 11.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte inderdaad opzettelijk lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte bewust en met kracht had geslagen, wat resulteerde in ernstig letsel. De Hoge Raad bevestigde de straf van vijf jaar gevangenisstraf die door de lagere rechtbank was opgelegd.
De Hoge Raad benadrukte in haar uitspraak het belang van de bescherming van de lichamelijke integriteit van personen en stelde dat het opzettelijk toebrengen van letsel een ernstige inbreuk vormt op deze integriteit. De Hoge Raad wees erop dat de strafmaat in overeenstemming was met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden van de zaak.
Samenvatting
Artikel 11 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in de bescherming van de lichamelijke integriteit van personen. Het artikel stelt dat het opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel strafbaar is en voorziet in straffen die variëren afhankelijk van de ernst van het letsel en de omstandigheden van de zaak. De zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 illustreert hoe de rechterlijke macht dit artikel toepast en onderstreept het belang van het beschermen van personen tegen opzettelijk toegebracht letsel.
De uitspraak van de Hoge Raad in deze zaak bevestigt dat het opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel een ernstige inbreuk vormt op de lichamelijke integriteit en dat de strafmaat in overeenstemming moet zijn met de ernst van het gepleegde feit. Dit benadrukt het belang van Artikel 11 in het Nederlandse strafrechtssysteem en de rol die het speelt in het waarborgen van de veiligheid en integriteit van personen.