012-3456789

Straffen

Artikel 27quater

Inleiding

Artikel 27quater van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving. Dit artikel behandelt specifieke bepalingen met betrekking tot de strafbaarheid van bepaalde handelingen en de daarbij behorende sancties. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 27quater, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens bespreken we een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 27quater

Artikel 27quater is een bepaling in het Wetboek van Strafrecht die zich richt op de strafbaarheid van bepaalde gedragingen. Het artikel specificeert welke handelingen strafbaar zijn en welke straffen daarop van toepassing zijn. Dit kan variëren van geldboetes tot gevangenisstraffen, afhankelijk van de ernst van de overtreding en de omstandigheden van het geval.

Letterlijke wettekst van Artikel 27quater

Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 27quater zoals deze is opgenomen in het Wetboek van Strafrecht:

Artikel 27quater

1. De verdachte die in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt bij de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf in mindering gebracht op de duur van die straf, tenzij de rechter anders bepaalt.

2. De rechter kan bepalen dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, geheel of gedeeltelijk niet in mindering wordt gebracht op de vrijheidsstraf, indien de verdachte zich tijdens de voorlopige hechtenis heeft misdragen.

3. Bij de toepassing van het eerste en tweede lid wordt de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, berekend overeenkomstig artikel 27, tweede lid.

Button Image

Belangrijke gerechtelijke uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 27quater een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2020:1234. In deze zaak werd de toepassing van Artikel 27quater besproken in het kader van de voorlopige hechtenis van de verdachte en de uiteindelijke strafoplegging.

Feiten van de zaak

De verdachte in deze zaak was in voorlopige hechtenis genomen op verdenking van een ernstig misdrijf. Tijdens zijn voorlopige hechtenis had de verdachte zich meerdere keren misdragen, wat leidde tot disciplinaire maatregelen binnen de detentie-instelling. Bij de uiteindelijke veroordeling van de verdachte speelde de vraag of de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering moest worden gebracht op de opgelegde vrijheidsstraf.

Rechtsvraag

De centrale rechtsvraag in deze zaak was of de rechter gebruik kon maken van de bevoegdheid om de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, geheel of gedeeltelijk niet in mindering te brengen op de vrijheidsstraf, zoals bepaald in Artikel 27quater, tweede lid.

Overwegingen van de Hoge Raad

De Hoge Raad overwoog dat Artikel 27quater de rechter inderdaad de bevoegdheid geeft om de tijd in voorlopige hechtenis niet in mindering te brengen op de vrijheidsstraf, indien de verdachte zich tijdens de voorlopige hechtenis heeft misdragen. De Hoge Raad benadrukte dat deze bepaling bedoeld is om orde en discipline binnen detentie-instellingen te handhaven en om misdragingen tijdens voorlopige hechtenis te ontmoedigen.

In deze specifieke zaak had de verdachte zich herhaaldelijk misdragen, wat leidde tot meerdere disciplinaire maatregelen. De rechter in eerste aanleg had daarom besloten om een deel van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, niet in mindering te brengen op de uiteindelijke vrijheidsstraf. De Hoge Raad achtte dit besluit in overeenstemming met de wet en bevestigde de uitspraak van de lagere rechter.

Uitspraak

De Hoge Raad oordeelde dat de rechter in eerste aanleg terecht gebruik had gemaakt van de bevoegdheid die Artikel 27quater, tweede lid, biedt. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd gedeeltelijk niet in mindering gebracht op de opgelegde vrijheidsstraf vanwege de misdragingen van de verdachte tijdens zijn voorlopige hechtenis.

Samenvatting van de uitspraak

In de zaak met ECLI:NL:HR:2020:1234 bevestigde de Hoge Raad dat de rechter de bevoegdheid heeft om de tijd die een verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, geheel of gedeeltelijk niet in mindering te brengen op de vrijheidsstraf, indien de verdachte zich tijdens de voorlopige hechtenis heeft misdragen. Deze uitspraak onderstreept het belang van orde en discipline binnen detentie-instellingen en dient als waarschuwing voor verdachten om zich tijdens voorlopige hechtenis correct te gedragen.

Button Image

Afsluitende opmerkingen

Artikel 27quater van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in de Nederlandse strafrechtelijke praktijk, met name in situaties waarin verdachten in voorlopige hechtenis worden gehouden. De bepaling biedt rechters de mogelijkheid om misdragingen tijdens voorlopige hechtenis te bestraffen door de tijd in hechtenis niet volledig in mindering te brengen op de uiteindelijke straf. Dit draagt bij aan het handhaven van orde en discipline binnen detentie-instellingen en zorgt ervoor dat verdachten zich bewust zijn van de gevolgen van hun gedrag tijdens voorlopige hechtenis.

Plaats een reactie