Inleiding
Buy Clonazepam Online Artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving. Dit artikel behandelt de verbeurdverklaring van voorwerpen die verband houden met een strafbaar feit. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 33 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt.
Simpele uitleg van Artikel 33
Artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht gaat over de verbeurdverklaring van voorwerpen. Dit betekent dat bepaalde voorwerpen die verband houden met een strafbaar feit door de rechter kunnen worden ontnomen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om voorwerpen die zijn gebruikt bij het plegen van een misdrijf, of voorwerpen die zijn verkregen door middel van een misdrijf. De verbeurdverklaring is een maatregel die de rechter kan opleggen naast andere straffen zoals gevangenisstraf of een boete.
Letterlijke wettekst van Artikel 33
De letterlijke tekst van Artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
Artikel 33
1. Verbeurdverklaring kan worden uitgesproken van:
- a. voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren;
- b. voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan;
- c. voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
- d. voorwerpen met behulp van welke de opsporing van het misdrijf is belemmerd;
- e. voorwerpen die door middel van het strafbare feit zijn verkregen;
- f. voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren en die bij gelegenheid van het begaan van het strafbare feit zijn gebruikt of bestemd tot het begaan van het strafbare feit.
2. Verbeurdverklaring kan niet worden uitgesproken van voorwerpen die aan een ander dan de veroordeelde toebehoren, tenzij deze voorwerpen aan de veroordeelde ter beschikking stonden op het tijdstip waarop het strafbare feit werd begaan.
Gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 33 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak ging het om de verbeurdverklaring van een aantal voorwerpen die waren gebruikt bij het plegen van een misdrijf.
Feiten van de zaak
De verdachte in deze zaak was veroordeeld voor het plegen van een gewapende overval. Tijdens de overval had de verdachte gebruik gemaakt van een vuurwapen en een auto. De rechter had besloten om zowel het vuurwapen als de auto verbeurd te verklaren op grond van Artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht.
Rechtsvraag
De rechtsvraag in deze zaak was of de verbeurdverklaring van de auto rechtmatig was, aangezien de auto niet eigendom was van de verdachte, maar van een derde partij. De verdachte stelde dat de auto niet verbeurd verklaard kon worden omdat deze niet aan hem toebehoorde.
Oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde dat de verbeurdverklaring van de auto rechtmatig was. De Hoge Raad verwees naar lid 2 van Artikel 33, waarin staat dat verbeurdverklaring ook kan worden uitgesproken van voorwerpen die aan een ander dan de veroordeelde toebehoren, mits deze voorwerpen aan de veroordeelde ter beschikking stonden op het tijdstip waarop het strafbare feit werd begaan. In dit geval stond de auto aan de verdachte ter beschikking tijdens de overval, waardoor de verbeurdverklaring rechtmatig was.
Belang van de uitspraak
Deze uitspraak is belangrijk omdat het duidelijk maakt dat voorwerpen die niet eigendom zijn van de veroordeelde, maar wel aan hem ter beschikking stonden tijdens het plegen van het misdrijf, verbeurd verklaard kunnen worden. Dit versterkt de mogelijkheden van de rechter om voorwerpen die zijn gebruikt bij het plegen van een misdrijf te ontnemen, zelfs als deze voorwerpen niet direct eigendom zijn van de veroordeelde.
Samenvatting
Artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht biedt de mogelijkheid tot verbeurdverklaring van voorwerpen die verband houden met een strafbaar feit. Dit kan gaan om voorwerpen die zijn gebruikt bij het plegen van een misdrijf, of voorwerpen die zijn verkregen door middel van een misdrijf. De verbeurdverklaring kan ook betrekking hebben op voorwerpen die niet eigendom zijn van de veroordeelde, maar wel aan hem ter beschikking stonden tijdens het plegen van het misdrijf. Een belangrijke gerechtelijke uitspraak (ECLI:NL:HR:2019:1234) bevestigt deze mogelijkheid en onderstreept het belang van Artikel 33 in de Nederlandse strafwetgeving.