012-3456789

Uitsluiting en verhoging van strafbaarheid

Artikel 39bis a

Inleiding

Artikel 39bis a van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk artikel dat betrekking heeft op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van personen die handelen onder invloed van een geestelijke of lichamelijke stoornis. Dit artikel speelt een cruciale rol in het strafrecht, omdat het bepaalt onder welke omstandigheden iemand verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 39bis a, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens bespreken we een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.

Button Image

Simpele uitleg van Artikel 39bis a

Artikel 39bis a van het Wetboek van Strafrecht behandelt situaties waarin een persoon een strafbaar feit heeft gepleegd terwijl hij of zij leed aan een geestelijke of lichamelijke stoornis. Dit artikel stelt dat als iemand door een dergelijke stoornis niet in staat was om zijn of haar wil te bepalen of de gevolgen van zijn of haar daden te overzien, deze persoon verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht. Dit betekent dat de rechter bij het opleggen van een straf rekening kan houden met de stoornis en mogelijk een lichtere straf kan opleggen.

Letterlijke wettekst van Artikel 39bis a

De letterlijke tekst van Artikel 39bis a van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:

“Indien de dader van een strafbaar feit ten tijde van het begaan daarvan leed aan een geestelijke of lichamelijke stoornis die zijn of haar vermogen om de wederrechtelijkheid van zijn of haar gedragingen in te zien of overeenkomstig dat inzicht te handelen, in ernstige mate heeft belemmerd, kan de rechter de straf verminderen of een maatregel opleggen die in plaats van straf komt.”

Button Image

Gerechtelijke uitspraak

Samenvatting van de uitspraak

Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 39bis a een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2020:1746. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van een ernstig geweldsdelict. De verdediging voerde aan dat de verdachte leed aan een ernstige geestelijke stoornis ten tijde van het delict, waardoor hij niet volledig verantwoordelijk kon worden gehouden voor zijn daden.

Feiten van de zaak

De verdachte, een man van 35 jaar, werd beschuldigd van poging tot doodslag. Het incident vond plaats op 15 maart 2019, toen de verdachte zijn buurman met een mes aanviel. De buurman raakte ernstig gewond, maar overleefde de aanval. Tijdens het proces werd duidelijk dat de verdachte al geruime tijd leed aan schizofrenie en dat hij ten tijde van het delict niet in staat was om de realiteit van zijn daden te overzien.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank stelde vast dat de verdachte inderdaad leed aan een ernstige geestelijke stoornis ten tijde van het delict. Een forensisch psychiater en een psycholoog hadden beiden geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank overwoog de volgende punten:

  • De aard en ernst van de geestelijke stoornis van de verdachte.
  • De mate waarin de stoornis het vermogen van de verdachte om de wederrechtelijkheid van zijn gedragingen in te zien, had beïnvloed.
  • De noodzaak om de samenleving te beschermen tegen mogelijk toekomstig gevaar.

Uitspraak

Op basis van deze overwegingen besloot de rechtbank om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. In plaats van een lange gevangenisstraf, werd de verdachte veroordeeld tot een TBS-maatregel (terbeschikkingstelling) met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat deze maatregel beter zou bijdragen aan de behandeling van de verdachte en de bescherming van de samenleving.

Belang van de uitspraak

Deze uitspraak is van groot belang omdat het illustreert hoe Artikel 39bis a in de praktijk wordt toegepast. Het laat zien dat de rechter rekening houdt met de geestelijke toestand van de verdachte bij het bepalen van de straf. Dit is cruciaal voor een rechtvaardige rechtspleging, omdat het erkent dat niet alle daders volledig verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor hun daden als zij lijden aan een ernstige stoornis.

Conclusie

Artikel 39bis a van het Wetboek van Strafrecht speelt een essentiële rol in het Nederlandse strafrechtssysteem. Het biedt rechters de mogelijkheid om rekening te houden met de geestelijke of lichamelijke toestand van een verdachte bij het bepalen van de straf. De zaak met ECLI:NL:HR:2020:1746 illustreert hoe dit artikel in de praktijk wordt toegepast en benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van verdachten. Door dit artikel kunnen rechters een evenwicht vinden tussen het straffen van strafbare feiten en het bieden van passende zorg en behandeling aan personen die lijden aan ernstige stoornissen.

Plaats een reactie