Artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk artikel dat handelt over de strafbaarheid van personen die handelen in opdracht van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel. Dit artikel speelt een cruciale rol in het strafrecht, omdat het de omstandigheden beschrijft waaronder iemand niet strafbaar is voor handelingen die normaal gesproken strafbaar zouden zijn.
Simpele uitleg van Artikel 43
Artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht stelt dat iemand die een strafbaar feit pleegt in opdracht van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel, niet strafbaar is. Dit betekent dat als een persoon een bevel krijgt van een autoriteit die bevoegd is om dat bevel te geven, en die persoon handelt in overeenstemming met dat bevel, hij of zij niet strafbaar is voor de handelingen die voortvloeien uit dat bevel. Dit artikel is bedoeld om personen te beschermen die in goede trouw handelen op basis van een bevel van een bevoegde autoriteit.
Letterlijke wettekst van Artikel 43
De letterlijke tekst van Artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
Artikel 43
1. Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een bevel gegeven door het daartoe bevoegd gezag.
2. De onwettigheid van het bevel heft de strafbaarheid niet op, tenzij het ondergeschikte redelijkerwijs mocht aannemen dat het bevel van een bevoegd gezag gegeven was.
Samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 43 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2009:BG4822. Deze zaak betrof een politieagent die handelde op basis van een bevel van zijn superieur, maar waarbij de rechtmatigheid van dat bevel ter discussie stond.
Feiten van de zaak
In deze zaak werd een politieagent beschuldigd van het gebruik van buitensporig geweld tijdens een arrestatie. De agent voerde aan dat hij handelde op basis van een bevel van zijn superieur, die hem had opgedragen om de verdachte met alle mogelijke middelen te arresteren. De agent stelde dat hij niet strafbaar was op grond van Artikel 43, omdat hij slechts het bevel van zijn superieur opvolgde.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de politieagent zich kon beroepen op Artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht, en of hij derhalve niet strafbaar was voor zijn handelingen tijdens de arrestatie.
Overwegingen van de Hoge Raad
De Hoge Raad overwoog dat Artikel 43, lid 1, bepaalt dat iemand niet strafbaar is als hij handelt ter uitvoering van een bevel gegeven door het daartoe bevoegd gezag. Echter, de Hoge Raad benadrukte ook het tweede lid van Artikel 43, waarin staat dat de onwettigheid van het bevel de strafbaarheid niet opheft, tenzij de ondergeschikte redelijkerwijs mocht aannemen dat het bevel van een bevoegd gezag gegeven was.
In deze zaak stelde de Hoge Raad vast dat de superieur van de politieagent inderdaad bevoegd was om bevelen te geven. Echter, de vraag was of het bevel om buitensporig geweld te gebruiken rechtmatig was. De Hoge Raad oordeelde dat de politieagent redelijkerwijs had kunnen en moeten weten dat het bevel om buitensporig geweld te gebruiken onwettig was. De agent had dus niet mogen aannemen dat het bevel rechtmatig was, en kon zich daarom niet beroepen op Artikel 43.
Uitspraak
De Hoge Raad concludeerde dat de politieagent strafbaar was voor zijn handelingen tijdens de arrestatie, ondanks het feit dat hij handelde op basis van een bevel van zijn superieur. De agent kon zich niet beroepen op Artikel 43, omdat hij redelijkerwijs had moeten weten dat het bevel onwettig was.
Belang van de uitspraak
Deze uitspraak is van groot belang omdat het duidelijk maakt dat Artikel 43 niet zonder meer een vrijbrief is voor ondergeschikten om bevelen van hun superieuren op te volgen. Het artikel biedt bescherming aan personen die in goede trouw handelen op basis van een bevel van een bevoegde autoriteit, maar het stelt ook grenzen aan die bescherming. Onderworpenen moeten altijd kritisch blijven en zich afvragen of een bevel rechtmatig is, vooral als het bevel hen opdraagt om handelingen te verrichten die mogelijk onwettig zijn.
Conclusie
Artikel 43 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in het Nederlandse strafrecht door bescherming te bieden aan personen die handelen op basis van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel. Echter, deze bescherming is niet absoluut. De onwettigheid van een bevel heft de strafbaarheid niet op, tenzij de ondergeschikte redelijkerwijs mocht aannemen dat het bevel van een bevoegd gezag gegeven was. De zaak met ECLI:NL:HR:2009:BG4822 illustreert het belang van deze nuance en benadrukt dat ondergeschikten altijd kritisch moeten blijven ten aanzien van de rechtmatigheid van bevelen die zij ontvangen.