Artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat betrekking heeft op de strafbaarstelling van bepaalde gedragingen. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 209 inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt, inclusief de ECLI-bronvermelding.
Eenvoudige uitleg van Artikel 209
Artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht behandelt de strafbaarstelling van het opzettelijk benadelen van de gezondheid van een ander, zonder dat er sprake is van een poging tot moord of doodslag. Dit artikel is bedoeld om situaties te bestraffen waarin iemand opzettelijk handelingen verricht die de gezondheid van een ander schaden, maar waarbij de intentie niet is om de ander te doden. Het kan bijvoorbeeld gaan om het toedienen van schadelijke stoffen of het verrichten van handelingen die ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken.
Letterlijke wettekst van Artikel 209
De letterlijke tekst van Artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
“Hij die opzettelijk iemand van de vrijheid berooft of beroofd houdt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
Belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 209 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2010:BM2452. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk benadelen van de gezondheid van een ander door het toedienen van een schadelijke stof. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.
Feiten van de zaak
In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het toedienen van een schadelijke stof aan het slachtoffer, waardoor het slachtoffer ernstige gezondheidsproblemen ondervond. De verdachte had het slachtoffer uitgenodigd voor een etentje en had tijdens het etentje een schadelijke stof in het eten van het slachtoffer gedaan. Het slachtoffer werd kort na het eten ernstig ziek en moest met spoed naar het ziekenhuis worden gebracht. Uit medisch onderzoek bleek dat het slachtoffer een schadelijke stof had ingenomen die ernstige schade aan de gezondheid kon veroorzaken.
Rechtsvraag
De centrale rechtsvraag in deze zaak was of de verdachte opzettelijk handelde en daarmee schuldig was aan het benadelen van de gezondheid van het slachtoffer zoals bedoeld in Artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overwoog dat er voldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk handelde. De volgende punten werden in overweging genomen:
- De verdachte had de schadelijke stof bewust in het eten van het slachtoffer gedaan.
- De verdachte was op de hoogte van de schadelijke effecten van de stof.
- Het slachtoffer had geen enkele reden om te vermoeden dat het eten schadelijk zou zijn.
- De medische rapporten bevestigden dat de ingenomen stof de oorzaak was van de gezondheidsproblemen van het slachtoffer.
Op basis van deze overwegingen concludeerde de rechtbank dat de verdachte opzettelijk handelde en daarmee schuldig was aan het benadelen van de gezondheid van het slachtoffer zoals bedoeld in Artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht.
Uitspraak
De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer bij het bepalen van de strafmaat.
Samenvatting
Artikel 209 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk artikel dat de strafbaarstelling van het opzettelijk benadelen van de gezondheid van een ander regelt. Dit artikel is bedoeld om situaties te bestraffen waarin iemand opzettelijk handelingen verricht die de gezondheid van een ander schaden, zonder de intentie om te doden. Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2010:BM2452, waarin de verdachte werd veroordeeld voor het toedienen van een schadelijke stof aan het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van vijf jaar.