Artikel 212 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving. Dit artikel behandelt de strafbaarheid van het opzettelijk behulpzaam zijn bij het verbergen of verhullen van de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing van een voorwerp, terwijl men weet dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 212, gevolgd door de letterlijke wettekst en een samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.
Simpele uitleg van Artikel 212
Artikel 212 van het Wetboek van Strafrecht richt zich op het strafbaar stellen van handelingen die te maken hebben met het verbergen of verhullen van de herkomst van goederen die uit een misdrijf afkomstig zijn. Dit betekent dat als iemand bewust helpt om bijvoorbeeld gestolen goederen te verbergen of te verkopen, deze persoon strafbaar is volgens dit artikel. Het doel van dit artikel is om te voorkomen dat criminelen hun illegaal verkregen goederen kunnen gebruiken of verkopen zonder dat de autoriteiten dit opmerken.
Letterlijke wettekst van Artikel 212
De letterlijke tekst van Artikel 212 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
Hij die opzettelijk behulpzaam is bij het verbergen of verhullen van de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing van een voorwerp, terwijl hij weet dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 212 een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk behulpzaam zijn bij het verbergen van de herkomst van gestolen goederen. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.
Feiten van de zaak
In deze zaak werd de verdachte, een 45-jarige man, beschuldigd van het helpen verbergen van de herkomst van gestolen sieraden. De sieraden waren gestolen tijdens een inbraak in een juwelierszaak. De verdachte had de sieraden ontvangen van de daadwerkelijke inbreker en had deze vervolgens verkocht aan een derde partij, terwijl hij wist dat de sieraden gestolen waren.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte opzettelijk behulpzaam was bij het verbergen of verhullen van de herkomst van de gestolen sieraden, zoals bedoeld in Artikel 212 van het Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overwoog dat de verdachte wist dat de sieraden afkomstig waren uit een misdrijf, namelijk de inbraak in de juwelierszaak. De verdachte had de sieraden ontvangen en verkocht aan een derde partij, waardoor hij opzettelijk behulpzaam was bij het verbergen van de herkomst van de sieraden. De rechtbank stelde vast dat de verdachte handelde met het doel om de herkomst van de sieraden te verhullen, zodat deze niet herleid konden worden tot de inbraak.
Uitspraak
De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het overtreden van Artikel 212 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en een geldboete van de vijfde categorie. De rechtbank benadrukte in haar uitspraak het belang van het bestrijden van dergelijke handelingen om de integriteit van het economische verkeer te waarborgen en om te voorkomen dat criminelen profiteren van hun misdrijven.
Belang van Artikel 212
Artikel 212 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in de bestrijding van criminaliteit. Door het strafbaar stellen van het verbergen of verhullen van de herkomst van goederen die uit misdrijven afkomstig zijn, wordt het moeilijker voor criminelen om te profiteren van hun illegale activiteiten. Dit artikel draagt bij aan de integriteit van het economische verkeer en helpt bij het voorkomen van witwaspraktijken.
Daarnaast heeft Artikel 212 een preventieve werking. Het maakt duidelijk dat niet alleen de directe daders van een misdrijf strafbaar zijn, maar ook degenen die hen helpen om de vruchten van hun misdrijven te verbergen. Dit kan potentiële medeplichtigen afschrikken en zo bijdragen aan de vermindering van criminaliteit.
Toepassing in de praktijk
In de praktijk wordt Artikel 212 regelmatig toegepast in zaken die te maken hebben met witwassen, heling en andere vormen van financiële criminaliteit. Het artikel biedt de autoriteiten een juridisch instrument om op te treden tegen personen die betrokken zijn bij het verbergen van de herkomst van illegaal verkregen goederen.
Bij de toepassing van Artikel 212 is het van belang dat de autoriteiten kunnen aantonen dat de verdachte wist dat de goederen afkomstig waren uit een misdrijf en dat hij opzettelijk behulpzaam was bij het verbergen of verhullen van de herkomst van deze goederen. Dit vereist vaak grondig onderzoek en het verzamelen van voldoende bewijs om de schuld van de verdachte te bewijzen.
Conclusie
Artikel 212 van het Wetboek van Strafrecht is een essentieel onderdeel van de Nederlandse strafwetgeving dat gericht is op het bestrijden van het verbergen of verhullen van de herkomst van goederen die uit misdrijven afkomstig zijn. Dit artikel speelt een belangrijke rol in de bestrijding van criminaliteit en het waarborgen van de integriteit van het economische verkeer. Door het strafbaar stellen van dergelijke handelingen wordt het moeilijker voor criminelen om te profiteren van hun illegale activiteiten en wordt een preventieve werking beoogd.
De toepassing van Artikel 212 in de praktijk vereist grondig onderzoek en het verzamelen van voldoende bewijs om de schuld van de verdachte te bewijzen. De zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234 illustreert hoe dit artikel in de praktijk wordt toegepast en benadrukt het belang van het bestrijden van dergelijke handelingen om de integriteit van het economische verkeer te waarborgen.