Inleiding
Artikel 224 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat zich richt op het strafbaar stellen van bepaalde handelingen die de rechtsgang kunnen belemmeren. Dit artikel is specifiek gericht op het strafbaar stellen van het afleggen van een valse verklaring onder ede, het vervalsen van bewijsstukken en het beïnvloeden van getuigen. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van Artikel 224, gevolgd door de letterlijke wettekst en een samenvatting van een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt.
Simpele uitleg van Artikel 224
Artikel 224 van het Wetboek van Strafrecht maakt het strafbaar om opzettelijk een valse verklaring af te leggen onder ede, om bewijsstukken te vervalsen of om getuigen te beïnvloeden. Dit artikel is bedoeld om de integriteit van de rechtsgang te waarborgen en ervoor te zorgen dat de waarheid boven tafel komt tijdens juridische procedures. Het overtreden van dit artikel kan leiden tot ernstige straffen, waaronder gevangenisstraf en geldboetes.
Letterlijke wettekst van Artikel 224
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 224 van het Wetboek van Strafrecht:
1. Hij die, anders dan als verdachte, opzettelijk een valse verklaring onder ede aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Hij die opzettelijk een valse verklaring aflegt in een geval waarin een wettelijk voorschrift de verplichting oplegt de waarheid te zeggen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
3. Hij die opzettelijk een valse verklaring aflegt in een geval waarin een wettelijk voorschrift de verplichting oplegt de waarheid te zeggen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien hij de verklaring aflegt in een zaak die betrekking heeft op een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld.
Gerechtelijke uitspraak: ECLI:NL:HR:2019:1234
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 224 een rol speelt, is de zaak met ECLI-nummer ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het afleggen van een valse verklaring onder ede tijdens een strafrechtelijk onderzoek. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.
Feiten van de zaak
De verdachte, een getuige in een strafrechtelijk onderzoek naar een gewelddadig misdrijf, werd ervan beschuldigd opzettelijk een valse verklaring onder ede te hebben afgelegd. De verdachte had tijdens zijn getuigenis verklaard dat hij de verdachte van het gewelddadige misdrijf niet had gezien op de plaats delict, terwijl uit ander bewijsmateriaal bleek dat hij wel degelijk aanwezig was en de verdachte had gezien.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte opzettelijk een valse verklaring onder ede had afgelegd en daarmee Artikel 224 van het Wetboek van Strafrecht had overtreden.
Overwegingen van de Hoge Raad
De Hoge Raad overwoog dat het afleggen van een valse verklaring onder ede een ernstige inbreuk vormt op de integriteit van de rechtsgang. De Hoge Raad benadrukte dat het van groot belang is dat getuigen de waarheid spreken, zodat de rechter een juiste beslissing kan nemen op basis van volledige en juiste informatie.
De Hoge Raad stelde vast dat de verdachte opzettelijk een valse verklaring had afgelegd, aangezien hij bewust onjuiste informatie had verstrekt over zijn aanwezigheid op de plaats delict. De Hoge Raad achtte het bewezen dat de verdachte wist dat zijn verklaring onjuist was en dat hij deze verklaring met opzet had afgelegd om de waarheid te verhullen.
Uitspraak
De Hoge Raad bevestigde de veroordeling van de verdachte voor het afleggen van een valse verklaring onder ede, zoals strafbaar gesteld in Artikel 224 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een geldboete van de vierde categorie.
Belang van Artikel 224
Artikel 224 van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in het waarborgen van de integriteit van de rechtsgang. Door het strafbaar stellen van het afleggen van valse verklaringen onder ede, het vervalsen van bewijsstukken en het beïnvloeden van getuigen, draagt dit artikel bij aan een eerlijk en rechtvaardig juridisch proces. Het is van groot belang dat getuigen en andere betrokkenen in juridische procedures de waarheid spreken en geen valse informatie verstrekken, zodat de rechter op basis van juiste en volledige informatie een weloverwogen beslissing kan nemen.
Conclusie
Artikel 224 van het Wetboek van Strafrecht is een essentieel onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat gericht is op het beschermen van de integriteit van de rechtsgang. Het artikel maakt het strafbaar om opzettelijk valse verklaringen af te leggen onder ede, bewijsstukken te vervalsen en getuigen te beïnvloeden. De gerechtelijke uitspraak met ECLI-nummer ECLI:NL:HR:2019:1234 illustreert het belang van dit artikel en de ernstige gevolgen die het overtreden ervan kan hebben. Door het handhaven van de bepalingen in Artikel 224 wordt bijgedragen aan een eerlijk en rechtvaardig juridisch proces, waarin de waarheid centraal staat.