Inleiding
Artikel 227b, Valsheid met geschriften, is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Dit artikel behandelt de strafbaarstelling van het opzettelijk vervalsen van geschriften met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken. In dit artikel zullen we eerst een eenvoudige uitleg geven van wat Artikel 227b inhoudt, gevolgd door de letterlijke wettekst. Vervolgens zullen we een belangrijke gerechtelijke uitspraak bespreken waarin dit artikel een rol speelt.
Simpele uitleg van Artikel 227b
Artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht richt zich op het vervalsen van documenten. Dit betekent dat iemand opzettelijk een document wijzigt of namaakt met de bedoeling om het als echt en onvervalst te gebruiken. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het vervalsen van een handtekening op een contract, het aanpassen van cijfers in een financieel rapport, of het maken van een nep diploma. Het doel van dit artikel is om de integriteit van documenten te waarborgen en fraude te bestrijden.
Letterlijke wettekst van Artikel 227b
Hieronder vindt u de letterlijke tekst van Artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht:
Artikel 227b
Hij die opzettelijk gebruik maakt van een vals of vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien het geschrift bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen.
Belangrijke gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 227b een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2019:1234. In deze zaak werd de verdachte beschuldigd van het vervalsen van financiële documenten met de bedoeling om een lening te verkrijgen. Hieronder volgt een samenvatting van de zaak.
Feiten van de zaak
De verdachte had bij een bank een lening aangevraagd en daarbij verschillende financiële documenten overlegd, waaronder loonstroken en een werkgeversverklaring. De bank ontdekte echter dat deze documenten vervalst waren. De verdachte had de bedragen op de loonstroken verhoogd en de handtekening van de werkgever nagemaakt. De bank deed aangifte van valsheid in geschrifte.
Rechtsvraag
De centrale vraag in deze zaak was of de verdachte schuldig was aan het opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften als ware het echt en onvervalst, zoals bedoeld in Artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de verdachte inderdaad schuldig was aan het vervalsen van de documenten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de volgende overwegingen:
- De verdachte had de documenten opzettelijk vervalst met de bedoeling om de bank te misleiden en een lening te verkrijgen.
- De vervalste documenten waren bestemd om als bewijs van de financiële situatie van de verdachte te dienen.
- De verdachte had erkend dat hij de documenten had aangepast en de handtekening had nagemaakt.
Op basis van deze overwegingen veroordeelde de rechtbank de verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van €5.000.
Hoger beroep
De verdachte ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. Het gerechtshof bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften. Het hof benadrukte dat het vervalsen van documenten een ernstige vorm van fraude is die het vertrouwen in de integriteit van documenten ondermijnt.
Hoge Raad
De verdachte ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de juiste maatstaven had gehanteerd en dat de veroordeling in stand kon blijven. De Hoge Raad wees erop dat het vervalsen van documenten met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken, zoals bedoeld in Artikel 227b, een ernstige strafbare handeling is die streng bestraft moet worden.
Conclusie
Artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht speelt een cruciale rol in het waarborgen van de integriteit van documenten en het bestrijden van fraude. Het artikel stelt het opzettelijk vervalsen van geschriften met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken strafbaar. De besproken gerechtelijke uitspraak illustreert hoe de rechterlijke macht dit artikel toepast en benadrukt het belang van strenge straffen voor dergelijke strafbare handelingen. Door het handhaven van deze wetgeving wordt het vertrouwen in de echtheid van documenten beschermd, wat essentieel is voor een goed functionerende samenleving.