Inleiding
Artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht is een cruciaal onderdeel van de Nederlandse wetgeving dat zich richt op de bestrijding van witwassen. Witwassen is het proces waarbij illegaal verkregen geld wordt omgezet in ogenschijnlijk legale inkomsten. Dit artikel is ontworpen om dergelijke praktijken te bestrijden en de integriteit van het financiële systeem te waarborgen.
Simpele uitleg
Artikel 420bis stelt strafbaar het opzettelijk verbergen of verhullen van de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing van een voorwerp, of het verbergen of verhullen van wie de rechthebbende op een voorwerp is, terwijl men weet dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Dit betekent dat als iemand bijvoorbeeld geld heeft verkregen door middel van drugshandel en dit geld probeert te verbergen of te doen lijken alsof het legaal is verkregen, deze persoon zich schuldig maakt aan witwassen volgens dit artikel.
Letterlijke wettekst
De letterlijke tekst van Artikel 420bis luidt als volgt:
1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie:
- a. hij die een voorwerp verbergt of verhult, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf;
- b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf, dan wel gebruik maakt van een voorwerp, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
2. Indien het feit in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gepleegd, kan gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd.
3. Onder voorwerp wordt verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
Gerechtelijke uitspraak
Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin Artikel 420bis een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2016:2842. Deze zaak betrof een verdachte die werd beschuldigd van het witwassen van grote sommen geld die afkomstig waren uit drugshandel. De Hoge Raad moest oordelen over de vraag of de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen zoals omschreven in Artikel 420bis.
Feiten van de zaak
De verdachte werd aangehouden met een aanzienlijk bedrag aan contant geld. Bij nader onderzoek bleek dat dit geld afkomstig was uit de handel in verdovende middelen. De verdachte beweerde echter dat hij niet wist dat het geld uit een misdrijf afkomstig was en dat hij het geld had gekregen als betaling voor legitieme diensten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de volgende overwegingen:
- De verdachte had geen geloofwaardige verklaring kunnen geven voor de herkomst van het geld.
- Het bedrag aan contant geld was buitenproportioneel groot in vergelijking met de legitieme inkomsten van de verdachte.
- Er waren aanwijzingen dat de verdachte betrokken was bij de handel in verdovende middelen.
Hoger beroep
De verdachte ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank. Het gerechtshof bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de verdachte wist, of in ieder geval had moeten weten, dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. Het hof benadrukte dat de verdachte geen plausibele verklaring had kunnen geven voor de herkomst van het geld en dat de omstandigheden sterk wezen op betrokkenheid bij criminele activiteiten.
Oordeel van de Hoge Raad
De verdachte ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad bevestigde de eerdere uitspraken en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen zoals omschreven in Artikel 420bis. De Hoge Raad benadrukte dat voor een veroordeling wegens witwassen niet vereist is dat de verdachte precies weet uit welk misdrijf het geld afkomstig is. Het is voldoende dat de verdachte weet dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Belang van de uitspraak
Deze uitspraak is van groot belang omdat het duidelijk maakt dat voor een veroordeling wegens witwassen niet vereist is dat de verdachte precies weet uit welk misdrijf het geld afkomstig is. Het is voldoende dat de verdachte weet dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Dit maakt het voor de opsporings- en vervolgingsinstanties eenvoudiger om witwaspraktijken aan te pakken en te bestrijden.
Samenvatting
Artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk instrument in de strijd tegen witwassen. Het stelt strafbaar het opzettelijk verbergen of verhullen van de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing van een voorwerp, of het verbergen of verhullen van wie de rechthebbende op een voorwerp is, terwijl men weet dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Een belangrijke gerechtelijke uitspraak waarin dit artikel een rol speelt, is de zaak met ECLI:NL:HR:2016:2842. In deze zaak oordeelde de Hoge Raad dat voor een veroordeling wegens witwassen niet vereist is dat de verdachte precies weet uit welk misdrijf het geld afkomstig is. Het is voldoende dat de verdachte weet dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Deze uitspraak onderstreept het belang van Artikel 420bis in de bestrijding van witwassen en de bescherming van de integriteit van het financiële systeem.